Het Barndewiel met daarin het Vrouwenlandje, gezien vanaf de NH-kerk
Wat doet de naam ertoe?
nog 'logisch' maakt. Natuurlijk flauwekul, dat branden, denk
je. Maar barnen en bernen betekent toevallig wèl in het mid
delnederlands behalve kolken ook nog branden.
Vrouwenland(je), sedert mensenheugenis in gebruik als
begraafplaats van door ziekte gestorven en voor consumptie
ongeschikt vee. Jan Yjf heeft nog tot 1935 meegemaakt, dat
'politie' Boon in functie aanwezig was bij deze carbolovergoten
ceremonies. De latere vuilverbrandingen, waarbij de as ook wel
werd verkocht, verontreinigden het schiereilandje nog meer en
de ratten, stank en rook maakten de situatie tenslotte onhoud
baar. Als daar door latere archeologen gegraven wordt, vinden
ze wel begraafresten van dieren, maar niet van nonnen, zegt
Jan. Maar aan welke andere vrouwen heeft het Vrouwenland
dan zijn naam te danken? Voor het antwoord hierop gaan we
terug naar 1587, waar we in de Legger als bezit van 'het vrou-
wenouter' (=een groep geestelijke vrouwen, die de belangen van
het altaar in de kerk behartigden) onder meer vermeld zien:
2j/2 geersen: het Vrouwelant geleghen aen die Pieterjayissloot,
belent de Coelvoet ten Suyden ende Maertgen Pieters voorkind
ten Noorden.
Hf geers 11/2 snees: het Vrouweslyck annex Jellingelant geleg
hen bewesten die Cromsool, belent Jelke ten Westen ende Dom
Jans erff ten Oosten.
Hoewel nog niet uitgezocht is waar deze percelen gelegen
waren, neem ik aan dat de herhaalde vermelding van 'vrouw
(elders niet voorkomend) bij de bezittingen van het vrouwen-
outaar er al op wijst, dat ons Vrouwenlandje uit 1950 wellicht
ook eigendom was van deze vrouwen. Computerpuzzelend
komen we daar hopelijk nog beter en makkelijker uit als we alle
gegevens verzameld hebben
Slobber, een grappige naam, die duidelijk verband houdt met
de middeleeuwse betekenis slib, weke modder, vuiligheid; de
akkers waren inderdaad laag gelegen.
Met een wijde zeildoeken slobbroek, ter bescherming van de
knieën, heb ik heel wat meters geslobberd (door de nattigheid
gewaad) op het Slobbertje. Maar ik heb gelukkig nooit meege
maakt wat buurman Simon Sluis, die naast ons aan het bagge
ren was, indertijd overkwam, zoals hier in een tongbrekertje
wordt verteld:
Skutterige Soimen Sluis strunkelde boi 't slikken van z'n Slob
bertje over z'n slobberende slobbroek en bedaarde boi de slobbe
rende slobeenden in 't sloikerige sldötje, maar toen hoi deernei
een bakkie slobber opslubberd had slikte-n-ie gewoon deur.
In 1587 bezit Maertgen Cornelis Gerrit Hilles weduwe:
5 geersen: het Slobbertge aen de Burchsloot belent Cornelis
Paskes ten Noorden ende Bardewiel tenSuyden.
Ruim 4 eeuwen later bestond de naam Slobbertje dus nog, maar
nu heeft de grote ruilverkaveling en woningbouwuitbreiding
daaraan abrupt een einde gemaakt.
Oktober 2000
45