Wat doet de naam ertoe?
sloot' (ook al doodlopend) aan het eind van Engelenburg
glijden langs ons heen. De tweede sloot links van ons is
nogal breed en heet Kor(t)sloot. Op het Papenland, een wei
land direct westelijk hiervan, staan een paar koeien ons
aan te gapen. Het is nog geen meikerstijd, dus kloeten we
verder westwaarts in de richting van de Kerkmeer tussen
alsmaar hoger wordende akkers o.a. de rechts gelegen
Bombarie. De laatste vier hoge akkers links, voor het berei
ken van de Ringsloot van die binnenpolder, werden door
L.W.Dekker van Stiboka, Wageningen op een door hem
t.b.v. het Landbouw Economisch Instituut gemaakte top-
oniemenkaart aangeduid met 'zeer hoog, waarschijnlijk
begraafplaats'.
Korsloot zal wel Kortsloot moeten zijn, werd vaak gezegd.
Dekker noemt de sloot dus zelfs deftig Korte Sloothetgeen
strijdt met de in 1970 gebruikte naam en met het feit, dat de
sloot allesbehalve kort was. Hij liep min of meer evenwijdig aan
en was bijna even lang als de Dorpsstraat van Oudkarspel, iets
oostelijk van de tegenwoordige Westelijke Randweg. Voorts is
m.i. hier sprake van een z.g. keursloot, waar door schouw van
het polderbestuur o.l.v. de schout gekeurd werd of er goed
onderhoud was gepleegd en men aan de core (=keur) voldeed,
die door dat bestuur was uitgevaardigd. 'Tussen Buitenland en
Luizeknip' vermeldt een ongedateerde keur, die rechtskracht
had in de Langedijk, waarvoor men bij overtreding 'bekeurd'
werd, met de volgende inhoud:
Niemand, zo jong als oud, hetzij hier wonende of van buiten,
zal in onze banne mogen slikken anders dan in de keursloten en
in sloten, zo breed dat daarin een praam kan zwaaien. Iedere
overtreding zal door de schout beboet worden met fl:10.
Papenland zal behoord hebben tot een Katholieke eigenaar,
wellicht de kerk.
Bombarie waren wellicht akkers, die met ruzie, geraas of getier
verkregen zijn.
Het woord is afgeleid van bombare of bombaerde, een lawaaie
rig werktuig voor het slingeren van stenen bommen.
Kerkmeer dankt waarschijnlijk de naam aan de westelijk, toch
vrij ver, gelegen kerk.
In mijn jeugd werd daarom wel vaag geopperd, dat er een kerk
je of kapel zou hebben gestaan op de hoge oeverwal aan de
noordoostkant van het meer; er zouden zelfs begraafresten (een
sarcofaag?) zijn gevonden.
Linksaf varend passeren we het huis van molenaar Vel-
tum, goed bij ons bekend door zijn samenwerking met
mijn vader, heel lang voorzitter van de Derg- en Kerk
meer.
De Kerkmeerringsloot valt hier samen met de veel oude
re Winterweg, een sloot die door zijn kronkelend verloop
als wadgeul wordt beschouwd en een afvoerfunctie kreeg
voor de vroeg-middeleeuwse verkavelingen. Niet veel
verder opent zich links van ons een brede door rietscho
ten omzoomde sloot, de Barndewielsloot, die ons terug
voert naar het oosten. Met het oog gericht op de mooie
kerk, die zich romantisch spiegelt in het Barndewiel, een
verbreding van de Barndewielsloot, die enkele honder
den meters voor de bebouwde kom begint, lijkt onze
vaartocht wel korter te duren.
Op het ruig begroeide Vrouwenlandje, een in het Barn
dewiel uitstekende akker, zien we kinderen bezig met
hutten bouwen en vuurtje stoken.
Het idee om daar een korte picknick te houden gaat dus
in rook op. We willen het rondje 'om de West' nu eigenlijk
ook wel afronden. Daarom varen we om het Vrouwen-
land heen noordwaarts door de noordelijke tak van de
Korsloot. Wij komen dan langs een groep akkers, die de
naam Slobber dragen. Op het Slobbertje van mijn vader
heb ik in de oorlog een nacht met veldwachter Boon de
bonen bewaakt, die gedroogd werden op 'ruiters' en die
al eerder een begeerd en begrijpelijk doel van dieven
waren geweest.
Waar de Korsloot de Laansloot kruist gaan we rechtsaf
naar ons beginpunt: het vertrouwde Engelenburg. De
kloet wordt zorgvuldig in de schuur op twee beugels
teruggelegd. De 'helt' naar links, de 'flint' naar rechts,
anders wordt het een rommeltje in de boet. We nemen
afscheid met een tot ziens op de volgende excursie.
Winterweg, een vreemde naam voor een sloot. De Cock meent,
dat de Koedijk, de Zomersloot en de Winterweg als min of meer
evenwijdige afvoersloten met aangrenzende dijken kunnen
worden beschouwd ten behoeve van de oude verkavelingsge
deelten, die door de geestmannen succesievelijk tot stand kwa
men.
Gezien de hogere gronden in het westen en de lagere dicht bij de
Langedijk kunnen we de benamingen dus enigszins vergelijken
met de situatie voor en achter de uiterwaarden van de grote
rivieren. De Karolingische vondsten van Schermer c.s.bij de
Diepsmeer/Zomersloot en de Middeleeuwse vondsten bij de
Winterweg (o.a. ter hoogte van de tegenwoordige Hopmans-
weg) bevestigen het beeld van twee oeroude wadgeulen, op de
oevers waarvan mensen langere resp. kortere tijd hebben
gewoond. Daarover later misschien nog wat meer.
Het Barndewiel, ook Bardewiel en Barnewiel genoemd, geliefd
als zwem- en schaatsgelegenheid voor jong en oud was daar
door ook vaak thema van discussie. Over het ontstaan kan ik
met de algemene opinie instemmen: door een dijkdoorbraak
vanuit de Waard was een wiel een gat achter de dijk, een
draaikolk) als litteken in de vorm van een meertje achtergeble
ven. Barnen betekent volgens Van Dale in heftige beroering
verkeren, woelen, kolken. Hiermee staat voor hen de naam Bar
newiel eigenlijk vast. J.P.M. Ettes te Geleen transcribeert uit de
copie uit 1615 van dezelfde Legger Barrenderwiel terwijl jan
Otto en jan IJff de voorkeur geven aan Barndewiel. De laatste
auteur geeft met veel humor in zijn gewaardeerde krantenru
briek 'Kuieren door de Langedijk' een ijselijk verhaal ten beste,
ontsproten aan de fantasie vaii een voorlezende grootmoeder,
waarin verbranding van nonnen, na de Hervorming geketend
aan een wiel op het Vrouwenlandje, zelfs de naam Brandewiel
44
Oktober 2000