strenge winters wel te hebben gehad. In 1928 begon het in
december licht te vriezen. Rond oud en nieuw werd het
zachter, maar toen brak een koude periode aan. Rond 12
januari werd de min 12 genoteerd. Toen het eind januari
toch begon te dooien dacht men, dit hebben we weer
gehad. Het ergste moest echter nog komen. Op 14 febru
ari was het zelfs min 19 vorst. Tot 13 maart 1929 bleef het
vrijwel constant vriezen.
Het vroor zo hard dat alle grote rivieren waren dichtge
vroren. Dit overkwam ook de Waddenzee en de Zuider
zee. Kris kras reden auto's, bussen en vrachtwagens van
Enkhuizen naar Urk en Stavoren over de bevroren zee.
Op de Gouwzee was het bijna drukker dan in de binnen
stad van Amsterdam. Op Urk, nu gewoon bereikbaar met
een auto, zag men met open mond voor het eerst auto's
rijden.
Op de bewuste derde maart, waarover Piet Blom schrijft,
was het toevallig een zomers aandoende dag geweest.
Vele mensen gingen erop uit, waarvan de meesten naar
Marken. Op de Gouwzee bevonden zich circa 500 auto's
en 20.000 wandelaars en schaatsenrijders. Zon en getijde
van de Zuiderzee zorgden op die dag echter voor ver
schillende ongelukken. Bij Wijk bij Duurstede een auto
door het ijs van de Lek, bij Terschelling verdronk één der
inzittenden van een auto toen die door het ijs van de
Waddenzee zakte. Op de Gouwzee waren de ongelukken
nog groter. Hier geraakten een vrachtauto, vier personen
auto's en een bus met tien passagiers door het ijs. Ter illu
stratie een luchtfoto van de Gouwzee die meer op een
parkeerterrein leek.
Bronnen:
- Herinneringen van P.Blom
- 'Hoe koud het was, enhoe warm! Gedenkboek van den
winter 1928-1929, Koninklijke Fabriek F.W.Braat NV
Delft zonder jaartal
Oktober 2000
41