w
Noord-Hollandsche Brandwaarborg Maatschappij van 1816 2
Voorts kon men zich ook toen al op twee manieren verze
keren, namelijk in koopwaarde of in herbouw. Als men in
herbouw verzekerd was, bleef de verplichting beperkt tot
de herbouw in dezelfde banne (bestuursgebied) waar het
afgebrande gebouw had gestaan.
Als er brand was geweest en de deelhebbers een omslag
te betalen kregen, dan hadden zij te zorgen dat deze
omslag binnen acht weken vrachtvrij aan de directeuren
of één der correspondenten betaald was. Van een vast
premie-inkomen was namelijk geen sprake aangezien
slechts zuiver werd omgeslagen op de geleden schade.
Tegeltableau, aangeboden in 1916 bij het honderdjarig
bestaan. Afgebeeld is de villa, ook wel 'De boerderij' genoemd.
Links staan de namen van de directeuren, rechts die van de
commissarissen.
Roerende goederen
In 1847 werden ook roerende goederen verzekerd. Het
werd dus toen een heerlijke tijd om voor een gaatje in het
vloerkleed minstens een schade uitbetaald te krijgen.
Uiteraard werden deze kleine bedragen niet omgeslagen,
maar aan het einde van het jaar of bij een volgende brand
schade omgeslagen.
Om alle artikelen hier te behandelen zou te ver gaan. Wel
werden artikelen opgenomen om de belangen van de
deelnemers te waarborgen. Ook de aanstelling en het ont
slag van bedienden werd geregeld in een artikel alsmede
de opvolging van de directeuren. Veranderingen in het
reglement hadden overigens al in 1847 plaats.
Of deze verandering noodzakelijk werd geoordeeld door
een gebeurtenis die plaatsgevonden had, vermelden de
annalen niet. In ieder geval werd ervan afgezien om elke
brandschade te vergoeden. Bepaald werd dat brandstich
ters geen vergoeding zouden krijgen.
Brandstichting en straf daarop
Van deze nieuwe 'wet' profiteerde de maatschappij voor
het eerst op 11 oktober 1838 toen er brandschade moest
worden geconstateerd van 134,33 in de woning van
Jannetje Besteman, weduwe van Willem Melker. Jannetje
Besteman bleek niet van het beste
soort der Bestemannen te zijn
geweest. Ze had namelijk brand
gesticht om aan de verzekerings
som te komen. Haar huis was
verzekerd geweest voor 600,- in
herbouw en 300,- in koopwaar-
de. De brandstichting kwam uit
en Jannetje moest terechtstaan
voor de Rechtbank in
Amsterdam. Zij werd schuldig
verklaard en bij vonnis van 17
febr. 1839 veroordeeld ter dood
door wurging, welk vonnis vol
trokken werd op 't schavot te
Alkmaar. Dit gebeurde nadat het
Hof van Cassatie, waarbij
Jannetje in beroep was gegaan,
bij uitspraak van 23 april het von
nis had bevestigd. 'In de brand,
uit de brand' is een bekend
gezegde. Jannetje kwam er echter
niet uit. Maar om nou voor
134,33 iemand te wurgen...
Tegenwoordig krijgt iemand
voor een miljoenenfraude een
werkstraf.
Andere branden
Natuurlijk kwamen er in de loop der jaren ook eerlijke
branden voor. De eerste deed zich voor in het derde jaar
van het bestaan van de Maatschappij. In januari 1819 had
er brand plaats in de woning van Jonkheer G.A. van
Vladderacken te Heiloo. De schade was niet zo groot,
275,- en van de omslag hield de Maatschappij zelfs nog
55:15:8 (55 guldens, 15 stuivers en 8 penningen) over.
Na een brand bij Jan Langerak in Warmenhuizen bleek
dat deze de omslagkwitantie niet had voldaan, dus over
eenkomstig 'de wetten' werd er niet uitbetaald. Toch
kreeg Jan een lijst met de namen van de deelhebbers en
bedragen van de omslag die allen zouden moeten beta
len, als Jan niet in verzuim was gebleven. Hij moest nu
zelf maar proberen gedaan te krijgen dat de deelnemers
hem ter wille waren. Jan sloeg een kortere weg in, name
lijk naar de woning van de pastoor.
14
Oktober 1999
2F