Nog wat over gort en een gorterij (door Cor Oudendijk) Geertrui had al twee lege flessen meegenomen De schoolmeester deed quasi verbaasd en zei: "De wijn staat al lang in flessen maar ik geloof niet dat de do minee daar enig recht op heeft. Ik doe al het voorbe reidende werk en dat is alles bijeen heel wat. En waarom zou hij dan recht hebben op het halve over schot." Het geschil. Geertrui keerde dus onverrichter zake terug. De pre dikant was zeer boos en wilde de koster voor de Ker keraad ontbieden en het geschil uitpraten, zeker om dat hij dacht daar zijn gelijk te krijgen. Maar de Kerkeraad oordeelde daar heel anders over. Misschien waren ze dat kinderachtige gedoe van die twee wel zat. Ze besloten dat het beter zou zijn als noch dominee, noch de koster iets van de wijn zou krij gen, iets wat vroeger wel werd voorgeschreven. Ze wil den de wijn bestemmen voor de armen die door ziekte wijn moesten drinken. De dominee kon zich hiermee verenigen, als maar niet zou blijken dat de koster er ook maar het allerminste van genoot. Hieruit blijkt wel duidelijk hoe slecht de verhouding was tussen die twee. Men gunde elkaar kennelijk het licht in de ogen niet. Een diaken kreeg de opdracht om nauwkeurig na te gaan hoeveel 'nieuwe wijn' en 'overgebleven wijn' er was. Deze man deed dit vanaf dat moment heel nauwkeurig en precies. Volgens de administratie, die daarover werd bijgehouden van jaar op jaar, waren er uiteindelijk op 20 juni 1745 zes flessen nieuwe en een halve fles oude wijn. Meester Koeman liet het er echter op dat moment niet bij zitten. Als het er opaan kwam dan was hij lang niet mis en kon hij zijn mond behoorlijk roeren. Als hij niets meer van de wijn kreeg dan werd hij onbillijk behandeld. Hij was het toch die alles orden telijk schoonmaakte, het tafelkleed en de servetten, en hij had toch de zorg voor de kannen en bekers. Dit was hem niet in zijn instructie opgedragen en er was toch heel veel werk wat er zomaar was bijgeko men. Toen hij de wijn kreeg beschouwde hij dit als een kleine tegemoetkoming. Als hij dat voortaan moest missen dan behoorde hij voor die arbeid be loond te worden. De afloop. De Kerkeraad had hier niet op gerekend, maar zij wilde de zaak wel in der minne schikken. Ze besloot dat op 1 mei, ten laste van de diaconie, tot weder opzegging zou worden betaald voor het extra werk, de somma van twee gulden. Dit alles werd in een overeenkomst beschreven door de Kerkeraad van Zuid-Scharwoude en door de koster geaccepteerd in het jaar 1737. Overigens bestaan er uit later jaren ook nog aanva ringen tussen Koeman en de dominee. U leest hierover op bladzijde 87 van 'De geschiede nis van de Langedijk' van Dr. D.Langedijk, uitgege ven te Bergen NH in 1969. Bron: Oud Archief van Zuid-Scharwoude. In ons nummer van 1997 deed de heer Geus uitvoerig verslag van de gorterij of grutterij. De begrippen gorterij en rosmolen blijken niet zo duidelijk te zijn als werd gedacht. We gaan er daarom nog even op door. Over een stukje van de gorterij is overigens nog iets bekend. We lazen al dat Vrouwtje Mul, de weduwe van Jan Sijpheer, op 24 mei 1778 hertrouwde met Reyer Roos uit Tuitjenhorn. Haar zwager Jacob Sijpheer heeft daarna het gruttersbedrijf alleen voortgezet en kocht daartoe op 30 juni 1778 de wederhelft van de grutterij van Vrouwtje Muien haar tweede man voor 2672,. Hij was hiermee eigenaar van het geheel geworden. Jacob Sijpheer trouwde volgens de impost te Noord- Scharwoude op 25 september 1778 met Anna Visser. Anna, gedoopt in Oudkarspel, was de dochter van Mr Allert Visser en Alida Bootsman. Jacob wordt in 1815 nog genoemd als grutter te Noord-Scharwoude en overleed aldaar op 25 juni 1819. Zijn vrouw over leed op 15 mei 1823 met als beroep 'gruttersaffaire'. Volgens de kadastergegevens was hun zoon Albert Sijpheer rond 1825/1830 ook nog grutter. -5-

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Van Otterplaat tot Groenveldsweid - Langedijk | 1998 | | pagina 7