De Diepsmeer ernstig bedreigd Dit was het hoofd van onderstaand bericht dat vanuit Oudkarspel in de Alkmaarsche Courant van vrijdag 1 september 1922 was opgenomen. 'Nog als de dag van gisteren ligt ons in het geheugen de overstroming van de Bleekmeerpolder, nu juist iets meer dan een jaar geleden. We herinneren ons leven dig "de ramp" welke hierdoor een groot aantal inge zetenen trof, hoe de hele oogst van deze polder verlo ren was gegaan. Het trof ons dan ook zeer toen we hoorden dat de Diepsmeer aan dit zelfde gevaar maar nauwelijks was ontsnapt. Deze ramp zou nog aanmer kelijk groter geworden zijn, daar deze polder 218 bunder groot is, dus bijna driemaal zo groot als de Bleekmeer. De gewassen staan er prachtig voor en al zijn ze op het ogenblik geen cent waard, er zijn ver scheidene winterproducten en hoe het daarmee zal geen is bij geen benadering te zeggen. In de Diepsmeer is een sluis gebouwd, welke de polder met het Geestmerambacht verbindt. Tot op heden moesten de producten met een overhaal worden over getrokken of worden overgeladen. De sluis was zover gereed gekomen, dat donderdag dus heden de offi ciële opening zou plaats hebben en men maakte dan ook reeds toebereidselen om de doorvaart vrij te ma ken. Nu is voor de sluis aan de ambachtzijde een kleine ha ven die aan de westzijde nog niet van een schoeiing was voorzien, omdat daarvoor het hout van de kist dam gebruikt moest worden. De kistdam had men reeds voor een deel opgeruimd, zodat het water te gen de sluis en tegen het onbeschoeide deel kwam te staan waar de grond blijkbaar te los was om aan de grote aandrang van het water weerstand te bieden. Toen één der Diepsmeerbewoners (volgens de Lange- dijker Courant een zoon van de heerZut die graag naar het werk zag en geregeld 's avonds een kijkje kwam nemen) dinsdagavond ter plaatse kwam bemerkte hij dat het er niet goed ging. Er was reeds aardig wat water in de polder gekomen waardoor de grond zodanig ondermijnd was, dat spoedig een doorbraak langs de sluis verwacht kon worden. Alarm maken was natuur lijk het eerste werk en in minder dan geen tijd waren de Diepsmeerbewoners op de been en ijverig in de weer om te trachten het gevaar te keren. Eén van hen was naar Koedijk gegaan om daar alarm te maken en zo duurde het niet lang of een groot aantal mannen, beladen met zakken, en een groot aantal vrouwen uit pure belangstelling was ter plaatse aanwezig. Als men aan het tellen was gegaan, zou men de 300 wel be reikt hebben, doch er was wat nuttigers te doen. Waar komen de mensen zo gauw vandaan op een afgele gen plaats als deze. (de polder was toen nog uitslui tend per schuit bereikbaar). Daar ook nog heel wat materiaal van de bouw aanwe zig was en men natuurlijk de modder om het spitten heeft, waren voldoende hulpmiddelen aanwezig om het gevaar te keren, wat dan ook binnen niet te lange tijd gelukte. Er was inmiddels reeds aardig wat water in de polder binnen gekomen, doch de machine was zeer spoedig begonnen met malen en had vanmorgen toen we er een kijkje namen het peil reeds beneden dat van de vorige dag, zodat daarvoor het werk af was. Een aantal mannen had de gehele nacht doorge werkt en zo is hier een ramp voorkomen waarvan de gevolgen moeilijk te overzien waren. Het zal echter wel een poosje duren en aardig wat kosten eer de zaak zover is, dat de sluis in gebruik kan worden genomen. Een groot geluk is het dat de sluis er zelf niet van schijnt te hebben geleden, doch om de sluis heen is het een ruïne. De grond langs de sluis is na tuurlijk in niet geringe mate ondermijnd, het beton pad ligt in de diepte, de ankerpalen zijn gebroken enz. Echter het grote onheil is voorkomen. Het is evenwel slechts louter toeval, dat de gehele 218 bunder vruchtbaar bouwland, voorzien van florissant staande gewassen, op het ogenblik niet blank staat. Het zal nu de grote vraag zijn of de sluis in gebruik kan worden genomen wanneer de winterproducten moeten worden binnengehaald.' De Langedijker Courant meldde op 31 augustus dat er in eerste instantie karrevrachten met zand en zak ken zand in het gat werden gegooid, aanvankelijk hopeloos maar later met meer succes. De notulen van de polder van 2 september 1922 ge ven omtrent het gebeurde de volgende lezing: 'Jacob Keeman zegt, dat hij tegen de aannemer had ge zegd dat de dam, gelegd voor de kade, niet mocht worden weggenomen doch dat was toch gedaan en 's avonds werd hij door meerdere personen gewaar schuwd dat de sluis was doorgebroken. Hij is toen direct heen gegaan en met behulp van aanwezige personen en het krachtdadig optreden van allen is het te danken dat het geheel onderlopen van de pol der werd voorkomen. De heer Oosterlee, opzichter van de polder, zegt ook dat de aannemer de dam op eigen initiatief heeft weggehaald. De sluis en kade met zijwanden en schoeiingen zul len nu in orde worden gemaakt door de water bouwkundige H.Tauber uit Oudkarspel. Keeman is voorzitter van de combinatie van sluiseigenaren. Hij geeft toe dat alle kosten, uit deze oorzaak voort vloeiende, voor rekening van de combinatie komen. Het polderbestuur besluit dat de sluis niet mag wor den gebruikt voor alles in orde is bevonden.' De notulen van de polder vermelden op 4 oktober 1922 dat de sluis nu tweemaal door een ingenieur van de Provinciale Waterstaat is gekeurd en dat op 5 oktober de sluis door het polderbestuur zal worden afgeschouwd. De sluis kan dan toch nog vóór het oogsten van de bewaarkool in gebruik worden ge nomen. Van de sluisvereniging is helaas geen archief bewaard gebleven. Maar zij kwamen door bovengenoemd in cident begrijpelijkerwijs wel in financiële zorgen. In maart 1923 deden zij daarom aan de polder het ver zoek om in de meerdere kosten, veroorzaakt door de doorbraak, 1000,- bij te dragen.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Van Otterplaat tot Groenveldsweid - Langedijk | 1998 | | pagina 35