De sluis van de Diepsmeer (door j.p.Geus)
Jantje Schoenmaker-Blok (links)
in de deur van haar
winkeltje in de Koog.
Zij is in gesprek met Aagje Beets-Schoen
die in het volgende huis woonde.
Het grappige is dat tegelijkertijd met deze foto (en
andere foto's) ook een Westfriese kap werd geschon
ken door de heer Parma. Deze kap was gedragen
door zijn grootmoeder Trijntje Ven. Omdat Trijntje
een vriendin was van de zusters Poppes is het heel
aannemelijk dat deze de kap hebben gemaakt of in
ieder geval geplooid.
Bronnen:
- Geb.huw.overl.registers Reg.Archief Alkmaar
- Mondelinge mededelingen van Mevr.G. Vlug-Voorthuizen
te Noord-Scharwoude en mevr.A. Vlug te Utrecht.
Het Diepsmeer, in de voormalige gemeente Oudkar
spel, was één van de laatste meren die in het
Geestmerambacht binnen de Oosterdijk werden
bedijkt. Het was ook het diepste meer en daar zal de
naam van dit meer dan ook wel aan ontleend zijn.
De bedijking en het droogmalen vond plaats in de
jaren 1594-1595. Het nieuwe land werd aanvanke
lijk als weiland en voor graanteelt in gebruik geno
men. In de nieuwe polder waren wagenwegen ge
maakt waardoor alle landerijen via dammen of brug
gen bereikt konden worden en zo is het de eerste
drie eeuwen gebleven. Pas toen rond 1900, door be
volkingsaanwas en toename van de tuinbouw in de
nabij gelegen dorpen, een gebrek aan tuinbouw-
grond ontstond werd ook in de Diepsmeer weiland
aan tuinbouwers verkocht.
De oorspronkelijke percelen weiland waren zo'n 80
tot 90 meter breed bij een lengte van vaak 300 me
ter. Ten behoeve van de tuinbouw werden die per
celen meestal in drie of vier stroken gesplitst en ge
veild met de verplichting om tussen de verkochte stro
ken, voor gezamenlijke rekening, een behoorlijke vaar-
sloot te laten graven. Op die wijze werd het land voor
de tuinbouwers goed bereikbaar om de geteelde
producten met schuiten af te voeren. De moeilijkheid
was echter dat men met schuiten de polder niet in of
uit kon.
Een overhaal
Belanghebbenden kwamen tot het besluit om voor
gezamenlijke rekening een overhaal te laten maken.
Het polderbestuur, dat toen nog hoofdzakelijk uit vee
houders bestond, hield zich daarbij afzijdig. Zij had
den geen belang bij het varen in de polder en deden
financieel dan ook geen enkele toezegging.
Wanneer de overhaal gemaakt is kon niet worden na
gegaan. In het bewaard gebleven polderarchief is daar
omtrent niets gevonden. Er is in de verzameling van
het museum 't Regthuis van de Stichting Langedijker
Verleden wel een foto aanwezig die een beeld geeft
-30