Jacob Blom had uit een eerder huwelijk een dochter, Trijntje Blom, die inmiddels gehuwd was met Adriaan Pietersz Mulder wonende te Schagen. De gezusters Bootsman verkochten nu op 21 april 1751 hun aan deel in de molen en het huis aan Adriaan Pietersz Mulder, waardoor hij eigenaar werd van 6/7 deel van de molen en het huis. Het resterende deel was sinds mensenheugenis eigendom van de kerkmeesters van Broek op Langedijk. De molen met het molenaarshuis en een perceel weiland waren vóór 1699 eigendom van de vier Langedijker dorpen. Maar omdat die gemeenschap pelijke eigendom steeds tot onenigheid leidde hadden Oudkarspel, Noord- en Zuid-Scharwoude in 1699 besloten hun aandeel aan een particulier te verkopen. Broek deed daar niet aan mee en zo bleven zij voor 1/7 deel eigendom van het complex. Adriaan Pietersz Mulder was blijkbaar niet voor nemens de molen zelf blijvend te exploiteren. In december 1751 werd de molen bemalen door een zekere Arien Aldertsz, die wellicht eerder al in dienst van de weduwe van Jacob Blom was geweest. Op 23 februari 1752 verkocht Adriaan Mulder de molen etc. voor 9300,- aan Grietje Cornelis, weduwe van de Koedijker meelmolenaar Cornelis Claasz Molenaar. Hun enige kind Claas Cornelisz Molenaar bemaalde toen de korenmolen te Koedijk. Hij trouwde op 9 november 1755 in de kerk te Koedijk met Antje Jansdr van Twuyver uit Noord-Scharwoude. Vermoedelijk heeft het jonge paar zich toen bij de molen in Noord-Scharwoude gevestigd. De molen aldaar had namelijk een veel grotere klantenkring dan die in Koedijk, waardoor het een betere bron van inkomsten geweest zal zijn. De molen in Koedijk werd daarna verpacht en was in de jaren 1758 en 1759 in gebruik bij Ruth Hendriks van Campen. Claas Cornelisz Molenaar verkocht de molen op Koedijk op 27 mei 1762 met huis en werf voor 5000,- aan Cornelis Kunst. Claas Cornelisz Molenaar overleed, volgens het impostregister te Noord-Scharwoude op 5 juli 1775. Of hij misschien lang ziekelijk is geweest of andere bezigheden had is niet bekend, maar op een lijst van molenaars uit de eerste maanden van 1767 staat Ruth Hendriks van Campen als molenaar te Noord- Scharwoude vermeld. Antje van Twuyver, de weduwe van Claas Cornelisz Molenaar, trouwde op 10 september 1776 met de weduwnaar Dirk Sijpheer. Zij zette het muldersbedrijf voort en had daartoe steeds één of meer knechten in dienst. Eén van die knechten was Pieter de Geus, geboren te Sint Maarten circa 1755 en zoon van Jacob de Geus en Hillegonda Tol. Pieter trouwde op 26 augustus 1781 met Maartje Sijpheer, dochter van Dirk Sijpheer en Trijntje Ootjers (zie onder de gorterij, red.) Doordat haar vader als weduwnaar met de eerder genoemde Antje van Twuyver was getrouwd, was Maartje Sijpheer een stiefdochter van de eigenaresse van de korenmolen. Antje van Twuyver bepaalde in haar testament van 10 augustus 1784, dat Pieter Jacobsz de Geus, knecht op haar molen, bij haar overlijden de molen met het molenaarshuis en het daaraan gelegen land groot 1 gars en 7 snees, uit de boedel zou kunnen kopen voor 8000,-. Zij overleed, blijkens haar grafzerk in de kerkte Noord-Scharwoude, op 20 november 1819 in de ouderdom van 86 jaar en 2 maanden. Maar zolang heeft ze Pieter de Geus niet laten wachten. Ze verkocht de molen met toebehoren op 1 augustus 1804 voor de al eerder genoemde 8000,- aan haar knecht Pieter, de man van haar stiefdochter Maartje Sijpheer. De korenmolen zoals deze tot 1909 stond aan het einde van de Molenkade. Nu staan hier de huizen op de hoek Molenkade/Fransepad.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Van Otterplaat tot Groenveldsweid - Langedijk | 1997 | | pagina 24