In het Regthuys zetelde de schepenbank, zeg maar de gemeenteraad. Dit was het hoogste besturende college van het dorp. De schout zat de schepenbank voor maar was niet stemgerech tigd en kon, als de heren wilden 'delibereren' over een gewichtige aangelegenheid, de deur uit worden gestuurd. Soms ook werd door de schepenbank de 'vierschaar' gespannen en dan deed zij uitspraak in civiele (burgerlijke).rechtszaken. Het echte strafrecht berustte bij de Baljuw. In Oudkarspel was in 1658 Huybert van Brederode schout en baljuw en tevens herbergier. Ook diens vader Cornelis Willem van Brederode was schout van het dorp in de daarvoor liggende periode. De naam van de herberg 'Het Huis de Brederode', die voorheen naast 't Regthuis stond, is hiermee verklaard. Het huidige Regthuis werd dus gesticht in 1808. Boven de ingangsdeur prijkt het wapen van Oudkarspel en op de noordmuur het wapen van de vroegere ambachtsheer Van Teylingen. In 1871 werd het gebouw ingrijpend gerestaureerd. De aanbesteding hiervan vond plaats op 12 juni 1871 en het werk werd gegund aan de laagste inschrijver P.Klingeler te Zuid-scharwoude voor een bedrag van f 1870,-. Voor die tijd een groot bedrag. Tijdens de verbouwingswerkzaamheden werd tijdelijk vergaderd in de naastgelegen herberg 'Het Huis de Brederode ook bekend als de herberg van Gerrit Slotemaker. Het archief werd tijdelijk ondergebracht bij de zoon van gemeentesecretaris Kroon. In 1901 werd door toename van de gemeentelijke administratie het achterste deel van het raadhuis, waarin tot dan de gemeenteveldwachter zijn woning had, verbouwd tot secretarie en werd het oude waaggebouw wat daar stond gesloopt. Ja, Oudkarspel heeft als enig der Langedij- ker dorpen een waag gehad. Dat was geen gebouw met torens maar bestond uit een klein aangebouwd deel, waarin later ook een spekhok (arrestantencel) werd gebouwd. Geschikte weegschalen bezaten maar weinigen en in het waaggebouwtje kon iedereen goederen, bijv. zaad, groenten, kaas enz., tegen een kleine vergoeding laten wegen. Wie aan Oudkarspel het recht van waag heeft geschonken weten we niet. Ook in de oude schepenrollen wordt dat niet duidelijk zodat het, historisch niet bewijsbaar, mogelijkerwijs terug te voeren is tot de graven van Egmond. Bij een waag hoort een waagmeester. De laatstbenoemde in deze functie was Ariën Mosk, door de gemeenteraad benoemd op 29 januari 1877. De benoemde was slachter van beroep. Toen er van lièverlee steeds minder van de waag gebruik werd gemaakt, werd de inventaris op februari 1900 verkocht aan de laatste waagmeester onder de verplichting dat deze bereid zou zijn te wegen tegen hetzelfde tarief als daarvóór in de waag gebruikelijk was. Tot aan de samenvoeging van de vier Langedijker gemeenten tot de gemeente Langedijk (dit gebeurde op 1 augustus 1941) deed het gebouw dienst als raadhuis. Daarna was het nog enige tijd in gebruik als distributiekantoor en postkantoor. Door de woningnood gedreven werd het later omgebouwd tot twee woningen. Het laatste hebben hier de families Bood en Kuiper gewoond. Op 13 mei 1968 werd het gebouw op de Rijksmonumentenlijst geplaatst zodat zonder de vereiste toestemming aan de gevels geen veranderingen mogen worden aangebracht. In 1980 ontstond het plan om aan het fraaie oude gebouw een andere bestemming te geven, namelijk die van Oudheidkamer annex trouwzaal. De gemeenteraad als zowel Monumentenzorg gaf haar goedkeu ring aan deze plannen. Er was intussen een stichting Langedijker Verleden opgericht die de zorg voor de oudheidkamer op zich heeft genomen. De verbouwing is gereed gekomen in augustus 1989.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Van Otterplaat tot Groenveldsweid - Langedijk | 1995 | | pagina 5