In de erreme van dokter
Geertje Woende in de Hóófdstrèèt en liep oftig
efkes bij buur Lies langs te loaben. Sie konde et me-
rakels goed viende en wisselde alle nuwtjes mit el
kaar uut.
Op een zaterdag kwam Geertje langs en seit:
"Matje, ik voel me helegaar niet goed" "Bel de dok
ter", seit buur Lies. Sie keke in de Wieringerkrant wie
der dienst had, dat bleek de jonge dokter Zandvoort
te weze.
"Nou ja, et is dubbeld tarief, ik wacht wel tot
are week", seit Geertje. Maar in de
èvend wiere de klachten almaar er-
reger en ja Geertje zag de errenst
van de oafspraak in, sie waar ten
slotte ok de jongste niet meer.
Doe dokter kwam lag sie in de
kooi. Hij ongderzocht heur en nam
alle tijd voer sien ouwe patiënte, die
in heur leven veul meemaakt had.
deed wondere, Geertje voelde der metien veul be
ter.
De aare dag ging Lies bij heur ouwe buur kieke of
ze al wat opknapt waar. "Matje", seit Geertje, ik heaw
zon verlegen mooie èvend had in de erreme van
dokter en ik zei: "dokter wat heaw je verlegen mooi
heer"
Ingestuurd door Guusta Kresmer; Wieringer dialect:
met dank aan Marietje Bron.
Op een gegeven moment waar
ie naast heur zitte gaan op de rangd
van heur ledikant, had sien errem
om heur heen sloegen en stelde
heur gerust. De errem van dokter
15 Er kwamen niet alleen talrijke nieuwe mensen, maar ook dieren die voorheen niet inheems waren: over de dijk kwamen
er bunzingen, mollen en wezels.
16 Jo Daan, Wieringer land en leven in de taal, Heerhugowaard 1981, 2.
17 CJ.Schellinger,veranderingen op en rondom Wieringen, pag. 5-21, in: West-Frieslands Oud en Nieuw, 29e bundel van
het Historische Genootschap "Oud West-Friesland", 1962, pag.7
18 Het wiermaaien was uitermate zwaar werk, 'kerelswerk', schrijft Schelllinger respectvol. Wiermaaiers droegen leren
broeklaarzen of hozen. Met meterslange zeisen werd bij eb het wier gemaaid, dat in vooraf uitgespannen netten bijeen
gedreven werd en met grote harken naar de boot gehaald. Daarna werd dit natte wier naar de wal gebracht en opgetast
op boerenwagens. Met paarden werd het vervolgens naar zoetwatersloten gereden, waar het ontzild werd. Dan werd
het naar de wal gehaald, uitgespreid, herhaaldelijk opgeschud en op de kant gedroogd. Dit zoetgemaakte zeegras had
een vrij blanke kleur gekregen. Het werd geperst in balen, klaar voor vervoer naar de vele wierpakhuizen op Wieringen.
Het losgeslagen, drijvende zeegras werd opgevangen in wierfuiken en met wiervorken over dijkhellingen uitgespreid.
De kleur van dit wier was niet blank, maar diep-donkerbruin.
19 In 1917 liet J.Bakker sr. als eerste een nieuw schip bouwen in Workum, waarin een motor werd geplaatst van 26 pk. De
meeste vissers wilden er toen nog niet aan. Men protesteerde dat de 'zee zou worden leeggevist'. Er kwam een behoor
lijke ruzie van. Desondanks zette de motorisering dóór: in 1930 waren er 28 schepen gemotoriseerd, in 1937 102!
20 Door de verandering van het zoutgehalte in het Jsselmeer is er echter nog een belangrijke vissoort voor de vangst
bijgekomen: de snoekbaars.
Historische Vereniging Wieringen "Op de Hoogte" 30e jaargang nr. 3 - 2018