Vanaf 1920 kwam een groeiend leger van ar beiders, administratief personeel, technici en in genieurs naar Wieringen toe. Er werden barakken gebouwd, kantoorgebouwen, stenen en houten noodwoningen ('keten') en meerdere villa's (als Wa- terkeer in Westerland, waar Ringers ging wonen). Westerland heeft veel van zijn karakter verloren, zegt de bekende volkskundige Jo Daan. In Ooster- land verrees het zogenaamde M.U.Z.-park, een bij zondere woonwijk van stenen huizen, afgesloten door een villa die later jeugdherberg zou worden. Veel arbeiders kwamen uit Friesland, Drenthe en Groningen: 'menske van de vaste woal'. M.U.Z. park. Op de achtergrond de villa voor ingenieur. Er werd gedacht, door menig Wieringer mis schien gehoopt, dat vele mettertijd wel verder zouden trekken naar de Noordoostpolder, Flevo land of de Markerwaard. Dat gebeurde wel, maar toch een stuk minder dan werd gedacht. Waar rond 1920 de bevolking zo rond de 3000 schommelde, nam zij in aantal toe in 1925 naar 3337 personen, in 1930 naar 5465 (een absolute toename van 2128!), in 1935 naar 6347 en in 1937 naar 6748 personen. Het is begrijpelijk dat de verhoudingen aanvanke lijk gespannen waren, maar gaandeweg werden ze steeds beter.15 De communicatie veranderde in rap tempo. Die Wieringers spraken weliswaar nog hun eigen oude dialect, maar dat werd aan tal van invloeden bloot gesteld, waaraan het geen weerstand geboden heeft.16 Jo Daan spreekt dan ook met een zekere spijt van een dialect in overgangstoestand. Daarbij kwam dat veel arbeiders van elders op het eiland zijn blijven wonen en dat er huwelijken met niet- Wieringers gesloten werden, wat niet ongunstig was, onder meer voor de volksgezondheid. De teloorgang van de wierwinning Wier is zeegras, en "de bewering, dat half Wierin- gen van het wier (=zeegras) leefde is juist, want deze industrie was voor de oude eilanders van het grootste belang", schrijft de Wieringse burgemees ter C.J. Schellinger (1958-1968) in 1962.17 Voor de aanvang van de Zuiderzeewerken woonden hier zo'n 3000 mensen. Uitgaande van een gezin met vier personen "dan bereikt men met 400 gezinnen al het getal 1500, zijnde dus de helft van het inwo nertal van ons oude eiland". Het wier werd gebruikt voor de dijken en voor matras- en stoelvullingen en het werd ook in de Eerste Wereldoorlog geëxpor teerd naar Duitsland. Er was sprake van een goede samenwerking tussen vissers en boeren. Menige afspraak tussen hen omtrent transport met paard- en-wagen bestond al jaren. Het wiermaaien gebeurde in hoofdzaak op het Waardje, een ondiepte aan de zuidkant van het ei land; ook aan de noordzijde werd wier gemaaid, op de zuidwal tussen Wieringen en Den Helder, vooral door vissers uit Hippolytushoef.18 1925. Maaien van zeegras op het Waardje bezuiden Wieringen. Strenge winters en goede najaren brachten bovendien een invasie van rotganzen op Wierin- gen, die op het zeewier hun voedsel vonden. Zij verschaften in zuinige tijden aan vele jagers, die in bootjes aan de Wadrand in hoofdzaak met ganzen roeren werkten een extra boterham. Zo was de toestand bij aanvang van de Zuider zeewerken in 1920. Maar al spoedig bleek hoe in grijpend en hoe ernstig de gevolgen waren voor de werkgelegenheid op het eiland, want bij het naderbij komen van de sluiting van de Zuiderzee Historische Vereniging Wieringen "Op de Hoogte" 30e jaargang nr. 3 - 2018

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Op de Hòògte - Wieringen | 2018 | | pagina 15