Voor vlag en vaderland
door Tiny Hoogschagen-Metselaar
Door het ingaan van de wapenstilstand op 11 november 1918, dit jaar honderd jaar geleden, kwam
er een einde aan de Eerste Wereldoorlog. Nederland bleef neutraal, maar toch had ook ons land last van
deze oorlog. De handel via de zee werd gehinderd waardoor allerlei tekorten ontstonden. Door kolente-
kort moesten treindiensten ingekrompen worden. Soldaten werden gemobiliseerd en ook burgers wer
den onder de wapenen geroepen om het leger te versterken.
Twintig jaar later dreigt opnieuw een wereldoorlog uit te breken. Ook op Wieringen maakt men zich
zorgen. Van 1932 tot 1957 is de heer Nic. H. Klomp (1909-1994) ambtenaar op het gemeentehuis. Daar
naast is hij verslaggever en columnist van de Wieringer Courant. Het laatste nieuws verwerkt hij in ge
dichten die regelmatig in de krant verschijnen, ondertekend met NIEK. In december 1938 schrijft hij:
In het gedicht beschrijft NIEK de verschrikkingen die de soldaten in de loopgraven moesten door
staan. Dan nog zonder aanzien van ras en afkomst.
In het gedeelte 1938 verwijst hij naar het begin van de Holocaust. Het gedicht is geschreven kort
nadat op 10 november 1938 in Duitsland de Kristallnacht heeft plaatsgevonden. Duizenden SA mannen
(de knokploeg van Adolf Hitler) sloegen Joodse winkels kort en klein en mishandelden en beroofden hun
eigenaren.
De verplichting van de soldaten om aan de oorlog deel te nemen wordt in de eerste regels al duidelijk.
Dienstplichtigen werden door bevelhebbers gedwongen 'zich om de vlag te scharen', men vroeg niet,
men 'eischte'.
Behalve duizenden aanhangers van Hitler, die zich enthousiast als rekruut in het Duitse leger aanmeld
den, waren er ook tegenstanders van het naziregiem.
Na twintig jaren
1914-1918
Christen, Jood en Heiden
Neergelegd in 't massagraf.
Men vroeg niet, zijt gij Jood of Christen
Daar rusten zij als kameraden
Men vroeg ook niet naar rang of stand
Getroffen door een zelfde lot,
Men eischteslechts dat men zich schaarde
Kinderen van vele naties,
Om de vlag van Volk en Land.
Maar ...kinderen van éénen God.
Bij het gebulder der kanonnen,
1938
In een hel van vuur en vlam,
Stond de jong'lingschap der naties
Ruim twintig jaren zijn verstreken
Plichtsbetrachtend, star en stram.
Wéér is een strijd ontbrand,
Wapenbroeders in de loopgraaf
Nu tusschen mensen van één natie
Zonen van het zelfde land,
Broeders van een zelfde land.
Zoo streden, Jood en Christen samen,
Gehoond, getrapt, geslagen,
Voor hun "beider" vaderland.
Beroofd van geld en goed,
Verdrijft het ééne ras het and're
Als na een dag van grootste ellende
Door onverdraagzaamheid gevoed.
De zonne weer ter kimme neeg,
Laat ons hopen, dat het menschdom
En het geknetter der granaten
Hervinden mag zijn evenwicht,
Soms voor een stonde zweeg,
En zich gedreven zal gevoelen
Dan werden zij, die vielen,
Door "naastenliefde" en "Christenplicht".
Elk, die zijn leven gaf:
14-12-1938 NIEK
Historische Vereniging Wieringen "Op de Hoogte" 30e jaargang nr. 1 - 2018