ningskernen en terpen had zijn belangstelling. "Onder alle gevoelens, die in des menschen hart ontkiemen, is er geen, dat zooveel eigenaardigs, zooveel aantrekkelijks bezit als de zucht naar oud heden. Zij is een der onschuldigste, edelste en nut tigste stokpaardjes", schreef hij eens. Heldring was een filantroop, een vurig man, voor wie de weg van het "persoonlijke, werkdadi- gegeloof"heel iets anders was dan de algemene, 'deugdzame' en risicoloze burgermansreligiosi- teit van zijn dagen, zonder oog voor maatschap pelijke noden. Hij stond bij voorbeeld aan de wieg van de Zettense Inrichtingen voor'gevallen' meisjes en van talrijke andere initiatieven van weldadigheid. In 1845 wandelde Heldring zo ook over Wie- ringen. Of hij toen ook een ontmoeting heeft gehad met de toenmalige predikant van Hip- polytushoef en Westerland, Gerardus Leemhuis, vertelt het verhaal niet, maar onwaarschijnlijk acht ik het niet. Hoewel hij de'werkzame armoe de'(dat is: de soberheid) van de Wieringer bevol king prijst, merkt hij toch ook nog wel iets anders op: hij vond er "vervallen en weinig bezochte ker ken"(in 1828, het jaar waarin ds. Leemhuis intrad in Hippolytushoef, was het koor van de kerk van Oosterland zachtjes jankend ingestort) en hoor de er "ijdele en lichtzinnige gesprekken, die van een grooten achteruitgang, sedert der vaderen tijd, ge tuigden. Altoos deed dit eiland ons daarom denken aan een groot huisgezin, waarin de godvreezende ouders de schoonste gewoonte in 't leven hadden geroepen, maar waarvan de kinderen, helaas!, het leven niet meer gevoelden en slechts den vorm hadden behouden." Dominee Leemhuis F. Allan vertelt echter wat later, 1855, in zijn boekje'Het eiland Wieringen en zijne bewoners' over de Grote Kerk dat deze weliswaar bouwval lig was geworden, maar dat er sprake was van een "belangrijke herstelling" in 1839, waardoor het "thans een net gebouw" is, met een toren, grotendeels van "duifsteen" (tufsteen) opgetrok ken, "doch zonder orgel". Het kerkhof is beplant met iepen: een ooggetuige zegt dertig jaar later dat deze "tamelijk hoog zijn opgegroeid". Wel meldt Allan dat (door toedoen van een buiten gewone droogte die "bij de Wieringers nog lang in geheugenis zal blijven") er in 1842 één van de twee klokken uit de toren van de Hippolytuskerk werd verkocht. Sindsdien kan men de "taal van de klokken" niet meer kan horen, die op verschil lende wijzen vreugde, rouw of gevaar aankon digden. Een orgel was er dus nog niet, dat kwam pas in 1880. Ook was er geen verwarming in de kerk. In de winter zorgden stoven voor wat soelaas. Kaarsen, die relatief duur waren, zorgden spora disch voor enige verlichting. Als liederen werden vrijwel uitsluitend psalmen gezongen in een be rijming uit 1773, begeleid door een voorzanger, hoogstwaarschijnlijk door de onderwijzer van de school. De kerkgangers waren nog allen in zon dagse klederdracht gehuld. Dominee Leemhuis droeg nog geen toga: die deed wat later in de eeuw pas zijn intrede, toen predikanten als echte 'godgeleerden'te boek kwamen staan. Leemhuis bewoonde wel de pastorie, maar: de pastorie was niet dezelfde als die menigeen nog kent, en die uit 1903 dateert. Vermoedelijk stamt het woonhuis van ds. Leemhuis en zijn gezin van na de dorpsbrand van 1717, waarvan alleen de kel dervloer nog rest. Het zal nu zo'n jaar of twintig geleden zijn dat de deurbel van de pastorie aan het Kerkplein ging. Er stond een heer op de stoep, die zich voorstelde met de naam Leemhuis, woonach tig in Zweden, waarheen hij in de jaren '50 ge- emigreerd was. Nu hij zich wat begon terug te trekken uit zijn zaken, steeg zijn interesse in zijn Nederlandse wortels. Hij was in het bezit van een brief van ds. G. Leemhuis, die volgens zijn gege vens dominee was geweest op Wieringen. Of ik hem iets kon laten zien waaruit zou blijken dat zijn gegevens klopten. Nadat we samen de kerk in waren gelopen, troffen we de naam van ds. Leemhuis aan op een van de predikantenborden in het koor: "Gerardus Leemhuis, predikant te Hippolytus hoef en Westerland van 7 december 1828 tot 7 juli 1866. Overleden." Meneer Leemhuis maakte enkele foto's. Hij vroeg zich af of er ook nog een graf zou zijn, maar enig zoeken rond de kerk le verde niets op. Geen paal of grafsteen. Wellicht is het geruimd. Met Zweeds-aandoende somber heid verklaarde Leemhuis dat men nu eenmaal Historische Vereniging Wieringen "Op de Hoogte" 28e jaargang nr 3 - 2016

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Op de Hòògte - Wieringen | 2016 | | pagina 22