Verhandelingen, berigten, dichtstukken
Stukken uit eene reize door het Koningrijk der Nederlanden.
Deel 2
De opbrengst is wat schraal
Men is wat slecht bij kas
Ik dacht al men betaald
Het wel wat beter was
Maar juist nu dat ontbreekt
Verrijkt het niet ons kerk
En als ik waarhijd spreek
Geen lust meer in dit werk
Te doen wat met men beloofde
Te geven van zijn schat
Och als ik al die hoofde
Eens bij elkander had
Genoeg, ik moet maar zwijge
Hier komt het meest op aan
Konden wij een Herder krijgen
Dan was mijn wensch voldaan
Toepasselijke beschrijving door mij Wed. Keijzer, geboren Verfaille, Wieringen
Gebruikte bronnen:
Archief van de Historische Vereniging Wieringen
Wieringer Courant van 24 mei 1935
Door Mr. J. Ackersdijck, hoogleeraar in de Statistiek aan de Hoogeschool te Luik, geschikt ge
maakt voor publicatie in Op de Hoogte door Bob Gorter.
Wieringen, 2 Sept. 1826.
In gewone tijden bedraagt het
dijkgeld vijftien tot dertig cent voor
het morgen jaarlijks. Op het uit
einde staan twee bakens, die met
lampen verlicht worden.
Men bouwt hier allerhande
graan, en het land is algemeen
vruchtbaar, hoewel zeer verschil
lend van aard. Meer nog heeft men
weide voor het vee. De eigendom
men zijn bijna nergens door sloo-
ten of hagen afgescheiden, maar
alleen door keistenen, die op ze
keren afstand in den grond gesteld
zijn, om de grenzen aan te duiden.
Men bindt het vee twee aan twee
vast; in het najaar laat men het vrij
over alle weiden loopen.
Men maakt hier veel groene
schapenkaas, dezelfde, die men op
Texel maakt, en die naar dit eiland
genaamd wordt, de groene kleur
en de bijzondere smaak worden
veroorzaakt door het vocht uit
verschen schapenmest geperst,
hetgeen er in gedaan wordt. De
schapenmest wordt hier dikwijls
gebruikt voor brandstof.
Er zijn op Wieringen geen vis-
schers of loodsen; de inwoners vin
den bijna uitsluitend hun bestaan
in den landbouw en de schapen
fokkerij. In vroeger tijd waren hier,
even als op Marken, veel ligters, om
de goederen uit de groote schepen
naar Amsterdam te brengen; dit is,
gedurende den oorlog (de Franse
bezetting van 1795-1813, BG), ver
vallen, en kan zich niet meer her
stellen; er zijn nu niet meer dan
vier of vijf zulke ligters. Al de dor
pen maken slechts ééne gemeente
uit, waarvan het middelpunt is Hy-
politushoefhet getal der inwoners
beloopt ongeveer 1500, waarvan
400 doopsgezinden, 100 katholij-
ken, en de overige hervormden.
Deze hebben vijf kerken en twee
predikanten, de doopsgezinden
hebben twee kerken en één gees
telijke, de katholijken ééne kerk
en één geestelijke. De grootste
verdraagzaamheid heerscht onder
deze verschillende geloofsbelijde
nissen, de geestelijken gaan allen
vriendschappelijk met elkander
om; de doopsgezinde predikant is
onlangs met eene katholijke vrouw
in het huwelijk getreden.
(wordt vervolgd)
Uit: De vriend des vaderlands:
een tijdschrift toegewijd aan den
roem en de welvaart van Neder
land en in het bijzonder aan de
hulpbehoeftigen in het zelve, 1830,
no. 2.
(Koninklijke Bibliotheek, Den Haag,
kb.nl)
Historische Vereniging Wieringen "Op de Hoogte" 26e jaargang nr. 1 - 2014