Een oude tekst Tegelijk met allerlei papieren van Willem Hendrik Friso Karei Keijzer, (31 maart 1914 12 juli 1997), bijgenaamd De Knorhaan, kregen we in het archief van onze vereniging onderstaand document, geschreven door Neeltje Verfaille, geboren op 24 mei 1855. Neeltje (bijgenaamd Peet) trouwde op 5 december 1875 met de 37-jarige weduw naar Willem Keijzer. Uit zijn vorige huwelijk had Willem Keijzer twee kinderen. Het echtpaar Keijzer-Verfaille kreeg vier kinderen. Al vroeg werd Neeltje weduwe. Willem Keijzer overleed te Spaarndam, waar het gezin toen woonde, op 26 januari 1885. Na het overlijden van Willem keijzer keerde Neeltje met de kinderen terug naar Wierin- gen. Tot haar "koffiegasten" hoorde ook ex-kroonprins Wilhelm. Zij is overleden op 17 maart 1936, 80 jaar oud. Ik heb haar tekst letterlijk overgenomen ter wille van de oorspronkelijkheid. Neeltje Keijzer-Verfaille, 1855 -1936 Eenige dichtregels toegepast op de Nederlandsche hervormde kerk te Oosterland te Wieringen wegens herstel gedeeltelijk op bouwing waarvan de muuren van tufsteen zijn opgetrokken ramen volgens oude stijl in deze kerk lag in mijn kinderjaren in de diaken en ouderling omrasterde zitplaatsen, een grafsteen liggende zerk, die een lieve Moeder met vijf hare kin deren bedekte, het grafschrift luide Hier ligt ter neer gevelt Wie kan die druk verzwelgen Een vrische Moeder stam Met vijf van hare telgen Als iemand tot u zegt Of vraagt u wie ligt daar Zeg dan het is Margriet De vrouw van Tigelaar Door gebrek aan geld teken de ieder naar draagkracht om de kosten te dekken door een foutief kwam dit niet tot zijn recht waar door ik mij gedwongen gevoelde iets te uiten aangaande de (Haan) op de torenspits geel geverfd, doch niet een vergulde feertje of zo iets is mijn klacht. Ik blijf een wijl te vooren Reeds voor het kerkhof staan Te tuuren naar den toren Met zijn vergulde Haan Dit Haantje kreeg zijn veren Ze waren geel van kleur Dit was niet naar begeeren En stelde er veel te leur Ik dacht moet hij daar prijken Daar boven op de top Voor 't oog van arm en rijken Met geen vergulde Kop Had hij die maar gekregen Die kloeke trouwe Haan Die daar met wind en regen Altijd moet blijven staan Om steeds de wacht te houwden Van 't menschdom dag en nacht Daar wij dikmaal zouwden Hem wenschen goede nacht Hij was ook niet te vreden Met veren geel en grijs En dit was ook zijn bede Och was ik maar zoo wijs Dat ik mij zelf kon kleuren Bob Gorter Ik zouw het spoedig doen En stond dan niet te treuren Om vederbos en hoen Ik kreeg met hem melijden Beklaagde hem in zijn lot Dat hij in deze tijden Moest staan tot ieders spot Ik noem hiermee het Haantje Dat op den toren prijkt Ik dacht wie krijgt dat baantje Die hem met glans verrijkt Maar zoo ik heb vernomen Heeft schilder Bruul 't gedaan Is 's morgens vroeg gekomen Met de vergulde Haan Ik ging voorbij paseeren En bleef een wijle staan Mijn oog ging weer begeeren De kleuren van den Haan Ik sloeg een blik naar boven Het was maar al te waar Daar stond ik, moest geloven Het Haantje schoon en klaar Nu staat hij statig schoon Te draaijen op de toren Ach mocht hij nu de toon Van 't orgel ook maar hooren Of mocht er een gebed Tot Gode opwaarts stijgen De plaatsen maar bezet Ik zouw mijn wensch dan krijgen Geen orgel noch geen stoel Versiert ons beste huis O Ja! zoo ik gevoel Is dit al weer een kruis Historische Vereniging Wieringen "Op de Hoogte" 26e jaargang nr. 1 - 2014

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Op de Hòògte - Wieringen | 2014 | | pagina 16