Wieringen in 1826
Stukken uit eene reize door het Koningrijk der Nederlanden.
Deel 1
Door Mr. J. Ackersdijck, hoogleeraar in de Statistiek aan de Hoogeschool te Luik, geschikt ge
maakt voor publicatie in Op de Hoogte door Bob Gorter.
Wieringen, 2 Sept. 1826.
Dezen morgen zijn wij om 7
uren uit de haven van het Nieuwe
Diep afgevaren, en om 10 uren zijn
wij op Wieringen aangekomen. Wij
troffen daar een heer aan, met
wien de schipper ons in kennis
bragt, en die ons naderhand ge
bleken is, te zijn, de kolonel ter zee
Eilbracht, belast met het bestuur
der inrigting voor de quarantaine
op dit eiland. Deze heeft ons met
uitstekende beleefdheid begeleid,
en omtrent den toestand van het
eiland onderrigt.
Wieringen is zeven kwartier uurs
lang en bijna drie kwartier breed.
Er zijn vijf dorpen: Hypolitushoef,
den Oever, Oosterland, Westerland
en Stroe\ maar de drie laatste zijn
eigenlijk slechts gehuchten. Hypo
litushoef is de hoofdplaats; wij zijn
derwaarts gereden en hebben van
daaruit nog eene groote wande
ling over het eiland gemaakt. De
dorpen zien er goed uit; de huizen
zijn doorgaans beneden van steen
en boven van hout; overal heerscht
zindelijkheid en orde, en, hoewel
vele geen overvloed hebben, is er
nergens armoede.
Het eiland is rondom bedijkt,
maar er is ook eenig weiland bui
tendijks; duinen zijn er niet. De
grond is voor het grootste gedeelte
vrij hoog; zoodat bij den hoogen
vloed van Februarij 1825 de dijk
wel doorgebroken, maar slechts
een zeer klein gedeelte van het
eiland overstroomd is, hoewel er
geene binnendijken zijn, die het
water tegenhielden. Men vervangt
langzamerhand den wierdijk door
een steenen dijk; dit geschiedt al
gemeen. Het wier zoude hierdoor
zijne waarde kunnen verliezen;
maar, zoo men ons zeide, gelooft
men, dat het voor matrassen en
andere voorwerpen gebruikt zal
kunnen worden, en daardoor op
prijs blijven. In andere landen dient
het voor mest; dit is hier niet in ge
bruik. Het eiland heeft zijn naam
naar deze plant, maar zij groeit in
de zee zelve, en wordt daaruit ge-
vischt; dit geschiedt zelden door
Wieringers.
(wordt vervolgd)
Uit: De vriend des vaderlands:
een tijdschrift toegewijd aan den
roem en de welvaart van Neder
land en in het bijzonder aan de
hulpbehoeftigen in het zelve, 1830,
no. 2.
(Koninklijke Bibliotheek, Den Haag,
kb.nl)
Dit is Jan v.d. Woude uit Harlingen. Hij
kwam soms lopend over de Afsluit
dijk met zijn scharensliepkar om op
Wieringen en omstreken scharen te
slijpen. Ook zijn broer Hendrik kwam
je hier soms tegen.
Historische Vereniging Wieringen "Op de Hoogte" 25e jaargang nr. 4 - 2013
- 27-