B
-92-
INGEZONDEN door Gert Bays, 75-jarig oud-visser van de WR 89
Terugblik in de historie, Den Oever, 29 mei 1995
In 1932 werd de Zuiderzee afgesloten, wat een enorme invloed had op de hele visserij in de toenma
lige Zuiderzee. Ook in het Waddengebied werd de visserij en zware slag toegebracht.
Door de Afsluitdijk werd het zeewater aan de bui
tenkant veel zouter en veranderde de vloed- en
ebstroom van ZO en NW naar ZW en NO. Voor
de afsluiting was het water van het Wad brak door
het water uit de Rijn dat via de IJssel in de Zui
derzee stroomde, wat een enorme visstand tot ge
volg had. In 1931 begon het zeegras (wier) door
de afsluiting, af te sterven doordat er minder zoet
water uit de Zuiderzee door de vernauwde ope
ning van de Afsluitdijk kon. In 1932 was er van de
duizenden hectare zeegrasvelden niets meer over,
wat weer tot gevolg had dat de visserij in die wier-
velden op alikruiken en op paling met fuiken, kuil
en peur ophield te bestaan. De visserij op geep
van begin mei tot juli hield ook op. Met de vloed
trokken voorheen de gepen de wiervelden in voor
voedsel, dan werd er met de eb met de zegen op
gevist als ze eruit trokken. Andere vissoorten die
met diverse visserijmethoden werden mee ge
vangen, zoals schol, puitaal, poerlomp (een soort
snotdolf) werden gerookt, en ook wel gestoofd, en
er werden ook wel pijlstaartroggen mee gevangen.
Het zeegras groeide net als het gras op het land
en werd ongeveer een halve tot een meter lang,
wat tot gevolg had dat er een enorme voorraad
kleine prooidieren door de grotere vissen be
schikbaar kwam, die dan ook van prima kwaliteit
waren. Er leefden honderdduizenden rotganzen,
zwanen en andere wadvogels van de wiervelden.
De oestervisserij, in de diepere gedeelten van het
Waddengebied op de natuurbanken, ging door de
afsluiting ook verloren, geen voortplanting meer.
In februari, voor de sluiting, trok de Zuiderzeeha-
ring langs de Noord-Hollandse kust op weg naar
de Zuiderzee om te paaien. Vanuit Den Helder, en
aan de westkant van Texel in het Molengat, werd
er dan, langs de kant, met de zegen op gevist met
grote haringvletten met 12 man erin. Als het wa
ter warmer werd trok de haring door naar de Zui
derzee waar er dan ook veel opgevist werd
Na de haring trok de ansjovis dan weer begin
mei langs de kust op weg naar de Zuiderzee om
te paaien. Uit Den Helder gingen haringtrekkers
dan mee zegen achter de ansjovis aan en werd
er een bericht naar diverse Zuiderzee havens ge
stuurd dat de ansjovis eraan kwam, dan konden
de ansjovis netten worden klaargemaakt. De vis
serij op haring en ansjovis met de zegen was ei
genlijk erg primitief. Een zegen had een lengte van
200 meter die dan 50 a 60 meter uit de kust werd
geroeid en dan met handkracht naar het strand
werd getrokken door de vissers. Die hadden dan
broeklaarzen aan van leer en stonden dan tot hun
middel in het water.
En als de haring, ansjovis, gepen en andere vis
soorten het Waddengebied introkken wemelde het
van de bruinvissen en zeehonden, op jacht naar
vis. Na de paaitijd in de Zuiderzee trokken ver
schillende vissers naar het Waddengebied waar de
vis dan enige weken verbleef, voordat de Noord
zee weer werd opgezocht. Aan het jagen van de
bruinvissen en zeehonden achter de vis aan za
gen de vissers dat er veel vis aanwezig was. Het
gehele Waddengebied, met de zeegvelden, en de
Zuiderzee was een enorme leefgemeenschap van
vis en visserijactiviteit. Wat er na de afsluiting van
de visserij is overgebleven is niet meer dan 5 of 10
procent.
De garnaalvisserij in het Waddengebied is nog wel
erg belangrijk. Het gehele jaar door wordt er op
gevist, vooral in de wintermaanden, als het op de
Noordzee geen weer is om te vissen. Dan is er in
april nog wat tongvisserij, als de tong naar de kust
trekt. En dan de machinale kokkelvisserij nog, wat
ook nog goed lonend is. Voor de Zeeuwse mos
selkwekers is er de laatste jaren redelijk wat zaad
en halfwasmosselen te vangen om op de percelen
die aan de openbare visserij onttrokken zijn, in
het Waddengebied uit te zaaien. Die onttrekking
geschiedde altijd in goed overleg met de garna
len- en andere vissers. Nu echter komen we in een
situatie dat de overheid van de visgronden van de
garnalenvissers - wat er na de afsluiting nog van
over is en dat is niet veel meer - aan de openbare
visserij wil onttrekken ten behoeve van de Zeeuw
se kwekers. Dat is tegen het besluit van de Tweede
Kamer in, die toch gesteld had, dat onttrekking
van visgronden niet ten koste van de garnalenvis
sers mocht geschieden, wat nu echter wel het ge
val dreigt te worden. Ik vind dat niet juist.
Historische Vereniging Wieringen - "Op de Hoogte" - 24e jaargang nr. 3 - 2012