ERBETERINGEN IN DE POSTDIENST Iedereen is het er over eens dat het afmeren een probleem is en op 30 augustus 1887 komt de postschipper Jan Baijs met een verzoek voor een goede ligplaats voor zijn postschuit. Hij schrijft: "Het gemis van een behoorlijke ligplaats nood zaakt hem om bij ongunstige weersgesteldheid des nachts bij herhaling zijne legerstede te ver laten om zich te overtuigen of de postschuit niet is weggeslagen. Het gemis van eene behoorlijke aanlegplaats brengt hem in de noodzakelijkheid om bij aankomst en vertrek met de postpakket ten en briefmalen met geldwaarde daarin vervat, kunsttrekken van behendigheid te verrichtten, die in een gymnastiekzaal de bewondering zou den opwekken, doch voor de postzakken, brieven en geldwaarde niet zonder gevaar zijn." Verder vermeldt het schrijven, dat men bij laagwater halsbrekende toeren moet verrichten om aan land te kunnen komen en het opnemen en af zetten van de passagiers menigmaal met levens gevaar gepaard gaat. Pogingen bij het gemeente bestuur aangewend voor een betere ligplaats zijn vergeefs geweest. Het bestuur is van mening, dat het Rijk in de behoefte moet voorzien, omdat de posterij een Rijksbelang is. Naar aanleiding van het schrijven van Jan Baijs schrijft de burgemeester van Wieringen op 9 sep tember 1887 aan de Commissaris des Konings, dat het gemeentebestuur twee steigers heeft laten maken voor de uit- en invoer van vee en koopmansgoederen, van welke steigers gemelde schipper gebruik kan maken om zijn passagiers af te zetten. Dan vervolgt de burgemeester nog: De Staat heeft zich het monopolie van briefver- voer toegeëigend, geniet daarvan de voordelen en behoort dus ook voor de veiligheid van de post te zorgen. Problemen met dit vervoer zijn te wijten aan het feit dat de Staat geen haven op Wieringen laat maken. In april 1888 komt Waterstaat ook nog met een reactie op het schrijven. Ze geven toe dat het aan leggen aan de steiger en aan de wierdam gebrek kig is. Maar aangezien de postschipper slechts een contract heeft voor het postvervoer en het personenvervoer voor eigen rekening is, moet hij zelf maar zorgen dat er voorzieningen komen. Het was natuurlijk goedkoop van Waterstaat om te melden dat de postschipper zelf maar voor de nodige voorzieningen moest zorgenmaar aan het gekrakeel over de houw van een haven bij De Haukes en wie dat dan wel moest betalen kwam uiteindelijk een einde. De gemeente Wieringen werd gevraagd om 10.000 gulden te betalen en dan zouden de Provincie en Waterstaat ieder de helft van het resterende bedrag betalen. Het resultaat was dat de aanbesteding op 25 juni 1891 plaats had en de haven op 19 december 1891 voor de eerste maal wordt opgeleverd. Het werk blijft dan nog zes maanden in onderhoud bij de aannemer maar in verband met ijsvorming wordt de haven voor het einde van het jaar reeds stilzwijgend in gebruik genomen. De Postboot kreeg een vaste ligplaats in de ha ven en daarmee behoorde het geklauter tegen de wierdijk tot het verleden. Gaf de aanleg van de haven dan al een aanzienlijke verbetering in de postdienst, de aanschaf in 1896 van een ijzeren door een petroleummotor voortgedreven boot gaf evenzeer een grote verbetering in de dienst. De dienst kon nu worden uitgebreid met meer afVaarten, bovendien gaf het gebruik van de mo torboot een groter vertrouwen op de vertrek- en aankomsttijden nu de dienst minder afhankelijk was van wind en getijstroom. De postschipper Bait te Wieringen, die dienst doet met een zeilschip, van de Van Ew ij kalaïs tot de Haukee, heeft zich een stoom bootje, dat door petroleam wordt bewogen, aangeschaft. De overtocht zal nu rrij spoediger kunnen plaats hebben, om reden men minder van stroom en wind afhankelijk is. Aankondiging in een onbekende courant dat Joh. Baijs een stoombootje heeft besteld. Historische Vereniging Wieringen - De honderdjarige "Postboot" van Wieringen - juni 2011

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Op de Hòògte - Wieringen | 2011 | | pagina 5