- 37 -
naar Braunschweig. Ik moest naar Braunsch
weig, waar ik op 11 juli in de nacht aankwam
in het Lager Schützenplatz, waar we een kamer
toegewezen kregen voor achttien mensen. We
kregen dekens en bestek en etensbonnen. In de
soep en het brood verslikten we ons zeker niet.
De volgende dag 's morgens kwamen de jongens
uit de aangrenzende kamers bij ons om te vragen
of er nog bekenden bij waren. Tot mijn stomme
verbazing stond Arie Glim voor mij. Hij zei: "Je
had beter onder kunnen duiken, want het is hier
niks, werken en nog eens werken, maar eten ho
maar." Wij wachtten maar af. Er kwamen men
sen van het Arbeitsamt om te vertellen waar je
te werk werd gesteld. De jongens van onze ka
mer moesten naar Walter Wagner, een grote oud
ijzerhandelaar. Daar moest je van alles slopen en
het koper, aluminium en meer apart houden. Al
heel gauw waren er jongens bij die niet alle da
gen kwamen werken. Daar wist Walter Wagner
wel raad mee: zes jongens moesten naar Lager
21, een strafkamp, waar ze drie weken lang hard
moesten werken en waar ze haast geen eten kre
gen. Toen ze terug kwamen herkende je ze haast
niet meer, kaal en broodmager, dus het was wel
even nadenken voor je ging boemelen. Er werk
ten ook Russische krijgsgevangenen, die onder
toezicht stonden van Otto Spicht. Die zag er
geen been in om zieke Russen op te hangen. Ziek
zijn was er dan ook haast niet bij. Bij de bevrij
ding hebben de Russen hem dan ook voor zijn
huis opgehangen.
Ik heb daar ongeveer drie maanden gewerkt. Ik
moest daar samen met Russische ingenieurs ver
lichting aanleggen in een bunker voor de dames
en heren van het kantoor. Op een dag kregen wij
bezoek van het Arbeitsamt en werden we overge
plaatst naar andere fabrieken en werkplaatsen. Ik
stond als laatste in de rij en daarom werd mij ge
vraagd of ik bij de brandweer wilde komen wer
ken. Met al die niet onontplofte bommen leek
mij dat niets. Er kwam een Duitser naar mij toe
om te vragen of ik zin had om bij hem te ko
men werken. Het was een heel groot houthan
delscomplex waar ik aangenomen werd, maar ik
moest wel van het Lager Schützenplatz verhui
zen naar een Lager met hoge Franse officieren
die de hele dag aan het sporten waren. Het was
daar voor de enkele Hollanders die daar waren
een waar paradijs. Er was volop eten, de Fransen
kregen eens per maand voedselpakketten van het
Rode Kruis via Zwitserland en daar aten wij ook
van mee.
Maar even terug naar de houthandel Frans Bec
ker. Daar kwam ik als enige Hollander te werken
tussen vier Russen, twee Tsjechen, twee Polen en
een Belg. Het was schoon werk en niet zwaar.
Al heel gauw werd ik bijrijder bij Wilhelm Paape.
Er werd gereden naar een zagerij in de Harz om
hout af te leveren bij fabrieken. In het begin was
het goed, tot de Engelsen 's nachts begonnen te
bombarderen. Eerst viel het wel mee, omdat de
firma waar ik werkte buiten de stad lag, aan de
rand het dorpje Olper, maar al gauw werd het
erger. Toen kwamen ook nog de Amerikanen, die
overdag bombardeerden, dus er was voortdu
rend alarm. In de nacht van 17 september werd
de hele stad gebombardeerd. Huizen en straten
stonden in lichterlaaie. Ook bij de firma stond
alles in brand. Wij moesten blussen, totdat ik te
gen een blindganger aanschopte, toen was het
hollen geblazen. Ook de baas moest er niets van
hebben. Wij zijn toen naar het riviertje de Oker
gevlucht en daar hebben we met natte dekens om
ons heen de ochtend afgewacht. Wat een puin
hoop kregen wij te zien. Wilhelm Paape moest op
last van de baas de tractor en vrachtwagen bui
ten de stad brengen om ze zo te behoeden voor
brand- en bomschade. Rond de middag moest ik
met meneer Paape lijken gaan rijden naar mas
sagraven. Er waren veel slachtoffers gevallen. Ik
moest dat samen doen met Rodekruissoldaten.
Eerst kon ik niet eten van al die ellende die je te
genkwam, maar een Rodekruissoldaat zei tegen
me: "Anders ga je er zelf ook aan", dus ik moest
wel. Na ongeveer anderhalve dag was het voorbij
en kon je gaan slapen om vervolgens naar je baas
terug te gaan. Maar die bom lag er nog steeds.
Toen heb ik voorgesteld om voor het Rode Kruis
te mogen werken zo lang hij mij niet nodig had.
Nu, dat mocht. Drie dagen later was er weer een
Dwangarbeiders voor het kamp Schützenplatz in Braun
schweig, tweede van links Aeilko (Eiko) Kamst
Historische Vereniging Wieringen - "Op de Höögte" - 23e jaargang nr. 2 - 2011