lip t§ |HH| - 20 - Oosterland in oude tijden staan als onderpand voor zijn eed geen wraak te zullen nemen voor de moord op zijn manschap pen. Pieter Bor schrijft: Terwijlen Treslong aldaar te Wieringen lag, zo hebben die van Wieringen op enen nacht zeventien soldaten van Treslongs volk, die wat moedwillig waren geweest doodgeslagen en vermoord, en kwamen voorts bij Tre slong, daar hij zonder veel volks was en dwongen hem te zweren dat hij 't zelve nimmer meer en zoude ge denken of wreken." Dr. de Meij heeft tijdens zijn onderzoek de be vestiging hiervan niet gevonden. In een voetnoot schrijft hij wel: 'Volgens Bor hadden de inwoners van Wieringen zeventien manschappen van Tre slong doodgeslagen die wat "moedwillig" waren geweest, waarna zij Treslong lieten zweren dat hij deze daad nimmer zou wreken. Het kan zijn dat dit een onjuiste weergave is van de hierboven be schreven gebeurtenis. Eelsma was inmiddels uit het ijs losgeraakt en vertrokken naar Engeland.' Waarom heeft Bloys van Treslong zijn zwaard aan de Wieringers afgestaan? Er is een bericht dat de watergeuzen betaalden voor het voedsel dat zij namen. Ook dat de Wie ringers aan de zijde van de geuzen stonden en hun schepen bewaakten tegen de Spanjaarden. Ook dat Treslong belooft 'ieder van zijn man schappen die de boeren enige overlast zou doen onmiddellijk te doden.' Als onderpand voor zijn belofte? Het met zilver bewerkte zwaard als betaling voor voedsel? Om te gebruiken bij het verdedigen van de schepen? Als dank voor geboden hulp? Het antwoord is gehuld in nevelen boven de Waddenzee Bronnen: De Watergeuzen en de Nederlanden 1568-1572, proefschrift van J.C.A. de Meij, verdedigd te Utrecht op 16 juni 1972 Internet: Wikipedia Opstand in de Nederlanden: watergeuzen Chronologie Willem van Oranje Vaderlandsch woordenboek Willem Blois van Treslong - blz. 597 en 598 Michaelskerk Gedeelte van het gedicht 'Het jaar 1572' van Martinus Nijhoff Historische Vereniging Wieringen - "Op de Hoogte" - 22e jaargang nr. 1 - 2010

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Op de Hòògte - Wieringen | 2010 | | pagina 21