- 99 - gerust en daardoor niet in staat die oproeren on der controle te krijgen. Daarom werden keer op keer militairen ingezet. De oproeren zelf leidden er halverwege de jaren '30 van de vorige eeuw toe dat de politie steeds meer militair werd getraind en uitgerust. Zo werden er Storm- of Karabijn brigades in het leven geroepen. Tot hun uitrus ting behoorden niet alleen karabijnen, maar ook klewangs, pistolen en machinepistolen. Toen op 5 mei 1945 Amsterdam was bevrijd stonden honderden mannen en vrouwen gereed om, naast de Binnenlandse Strijdkrachten die als taak hadden de vijand met wapengeweld te be strijden, de bevrijde hoofdstad te dienen. Men veronderstelde namelijk dat de Duitsers zouden trachten economisch belangrijke objecten te ver nielen en belangrijke punten in de stad te bezet ten. Verder voorzag men dat er voor bepaalde groeperingen of personen aanleiding zou kunnen zijn om hun slag te slaan door wanordelijkheden te veroorzaken. Daarnaast was men van mening dat de Amsterdamse politie belangrijk aan sterk te zou hebben ingeboet als gevolg van het weg voeren van vele goede politie-ambtenaren. Assis tentie van een betrouwbaar Korps Hulppolitie, geformeerd uit gezagsgetrouwe en goedgezinde burgers, zou welkom zijn bij het hoofdstedelij ke politiekorps bij handhaving van de openbare orde, rust en veiligheid, zo dacht men. In de peri ode mei tot augustus 1945 trad het Amsterdams Korps Hulppolitie aan. Op 7 januari 1946 wordt door het ministerie van Binnenlandse Zaken het besluit genomen tot het formeren van een blijvend korps, tot steun van de beroepspolitie onder bijzondere omstandig heden. In 1947 wordt er een commissie in het leven geroepen die de bestudering van het vraag stuk van de vrijwillige hulppolitie tot taak kreeg. Mede in verband met de ontwikkelingen die in Oost Europa plaatsvonden, het uitbreidende communisme, kondigde de minister van Justitie, Van Maarseveen, op 10 maart 1948 aan de Re serve Rijkspolitie officieel op te richten. Er be stond duidelijk de behoefte aan uitbreiding van het politieapparaat zonder daarvoor extra full time personeel aan te trekken. Na Amsterdam, in 1945/46, werden er in 1948 twee reserve politiediensten opgericht: de Reser ve Rijkspolitie en de Reserve Gemeentepolitie. Beide diensten hebben tot 1994 bestaan. Bij de vorming van de regionale politiekorpsen werden zij opgeheven en het personeel werd ingedeeld bij de Vrijwillige Politie. De vrijwillige politie is geen vervanging van, maar een aanvulling op de beroepspolitie en verleent hand- en spandiensten daar waar nodig. De beeldvorming rond de reservisten was niet altijd positief, onder andere onzorgvuldigheid, ongedisciplineerdheid, gebrek aan niveau lagen daaraan ten grondslag. Ook gebrekkige geoe fendheid, een weinig inspirerende leiding en de sterk tanende motivatie onder de reservisten. In 1973 kwam er onder aanvoering van de toenma lige minister van Justitie, van Agt, een werkgroep die het functioneren van de dienst in goede ba nen ging leiden. Inmiddels bestaat de dienst ruim 60 jaar. VI. n. r. Joke Veltman, Arend van Sch.ilfh.out, René Benjamins en Lou Asjes. Vooraan Auke Wille en Gerard Schippers. Reserve Rijkspolitie op Wieringen Ook Wieringen had een korps. Opgericht in 1948, met als doel om in geval van een calamiteit (oorlog of andere omstandigheden) waarvoor de beroepspolitie mensen uit het dorp weggeroepen zouden worden, om op de plaats van onheil dienst te doen. De reservisten moesten dan de dienst in de eigen groep overnemen. Hier ter plaatse was het de groep Wieringen (Hippolytushoef en Den Oever). Toen ik, Arend van Schilfhout, in 1972 bij de groep kwam, was er een verkeerscontrole als oefening. Bij de andere groepen in de omge ving was dit hetzelfde. Onze groep bestond in die tijd uit: A. Westra, J. Kater, L. Asjes, A. van Schilfhout, J. Westrate, Historische Vereniging Wieringen - "Op de Hoogte" - 2 le jaargang nr. 3 - 2009

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Op de Hòògte - Wieringen | 2009 | | pagina 33