- 94 - de onzekerheid van een goede vangst, de gevaren waaraan een visser bloot staat en de mate van zijn godsdienstigheid. Hoe gevaarlijker de vis gronden, hoe godsdienstiger de vissers zouden zijn. De Wieringse visser zou een argument voor deze stelling kunnen zijn, want hij had niet zoveel gevaren te duchten en zijn vangsten waren in het algemeen vrij behoorlijk. Vissers woonden als regel in kleine huisjes met een of twee kamers beneden. In één van de ka mers waren een of twee bedsteden en een kachel om op te koken. Op zolder waren rekken met netten en enkele bedsteden voor de kinderen. De vissers hadden een stuk grond waarop ze aard appelen en groenten teelden en waarop enige vruchtbomen stonden en er werden granen ver bouwd voor varkensvoer en de loonbakker. Om dat ze in de week bezig waren met vissen, waren ze op zaterdagmiddag en zondagmorgen in de tuin aan het werk. Vissers hadden zelf, en soms ook samen, een varken. Dit werd in de herfst geslacht. Men slachtte met kleine tussenpozen, zodat over en weer karbonaadjes en worsten kon den worden uitgewisseld. In de 20e eeuw hadden de vissers het zo druk, dat ze nog maar weinig aandacht hadden voor tuin en varken. Onder arbeiders en boeren was weinig geld te vinden. Op het eiland werd de verhouding tus sen boeren en vissers gekarakteriseerd met het rijmpje: 'Van een zeiltje komt een dweilt je; van een kalfje komt een koe'. Het boerenbestaan gaf grotere zekerheid, maar vissers genoten een veel grotere vrijheid. Vissers leefden even zuinig en spaarzaam als de anderen, terwijl velen onder hen beschikten over een reservefonds van vele honderden, soms duizenden guldens. De vissers leefden zonder standsverschillen tussen arbeiders en boeren. Ze dronken op de kermis een glaasje met elkaar. Alleen de grote boeren vormden een afzonderlijke stand. Conclusie Het eilandWieringen nam in de Nederlandse vis serij een bijzondere plaats in vanwege zijn ligging in de overgangszone tussen de zoute Noordzee en de brakke Zuiderzee en door de onmiddel lijke nabijheid van de Waddenzee. De vis en de alikruiken van de wiervelden, de vis en de schelp dieren van de banken en geulen van de westelijke Waddenzee en de vis in het noordoosten van de Zuiderzee vormden de basis van het bestaan van de Wieringse vissers. De Wieringse vissers waren veelzijdig, ze gingen zo van de ene visserij over op een andere. De vis sersgezinnen vormden samen zo'n 30% van de bevolking van het eiland. Een aantal vissers wist hun visserij te combineren met handel. Evenals bij de veeboeren en arbeiders in Noordwest Overijssel en bij de Drentse turfschippers werd de bedrijfsvoering zichtbaar in een vaste jaar cyclus van gestandaardiseerde en terugkerende werkzaamheden. Elke visser koos een jaarcyclus van visserijen, waarvan hij dacht dat deze hem een goede besomming zouden opleveren of die het beste bij hem en zijn schip zouden passen. Er waren echter verschillen. Verschillen die af hingen van de grote van een schip. Een groot schip waarmee hij het Marsdiep kon uitvaren. Een klein schip dat alleen geschikt was voor de alikruiken- en palingvisserij. Of een middelgroot schip waarmee de vissers wier konden oogsten. Vanaf circa 1860 tot 2000 hebben de Wieringse visserij en vissersschepen een ontwikkeling door gemaakt die hierboven kort is geschetst CHENKINGEN Van de gemeente Wieringen: Oude bestemmingsplantekeningen Uit handen van Frans Lont, namens het laatste bestuur: Notulen boeken Burgerbrandwaarborgverze- kering. Van familie Van der Laan uit Hoogwoud: Foto's en krantenknipsels Van Peter Loer: Enkele foto's Van Henk van Dijk: Een oude Panorama en diverse foto's en boekjes Van Wim Kwast: Een krantenartikel van 21 augustus 1982 over de Afsluitdijk Ontvangen van Bert Wiegman (Westerlanderweg 34) Ansichtkaart en krantenartikel Historische Vereniging Wieringen - "Op de Hoogte" - 2 le jaargang nr. 3 - 2009

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Op de Hòògte - Wieringen | 2009 | | pagina 28