LI - 88 - tERINGEN (deel 3) in door J. Craandijk Uit 'Eigen Haard', geïllustreerd Volkstijdschrift uit 1885 onder redactie van H. de Veer, ds E. van der Veer en Ch. Rochussen. Omwille van dien blik over het eiland beklagen wij ons den omweg naar Westerland niet. Overigens worden wij teleurgesteld in het eigenlijke doel van dien 'abstecher'. Wij vonden nog in Witkamps Aardrijkskundig Woordenboek van Nederlanddat de kerk tot de merkwaardigste gebouwen van het eiland behoort. Van derAa beschrijft haar als een zeer oud gebouw, met gegoten muren, waarvan het koor niet met de kerk was verbonden. Men vond er oude stenen zerken, die de Noormannen er gebracht moesten hebben, met figuren er op, die niemand zelfs bij gissing verklaren kan. Dit alles moge voor omstreeks 1828 zoo geweest zijn, maar toen is, naar men ons zegt, het nieuwe kerkje gebouwd en dit heeft niets merkwaardigs meer. Tegen den zwaren, maar toch geenszins ver ouderde toren staat een klein, onbelangrijk dorps kerkje van baksteen en alleen bij den ingang voor de torendeur ligt nog een fragment van een roden zerksteen, met enig uitgesleten versiersel. Al het overige is verdwenen en om het kerkje van Wester land behoeft geen oudheidminnaar den tocht naar Wieringen te maken. Als een ander, nog merkwaardiger, kerkgebouw vinden wij de zoogenaamde 'Heidense Kapel"in het dorpje Stroe vermeldt, 't Wordt beschreven als geheel op een heuvel gelegen, van duifsteen gebouwd, met de zonderlinge afbeelding van een varken in halfverheven beeldhouwwerk boven den ingang. Een zerk, waarop het beeld eens bisschop met kromstaf en mijter, een andere met een vreem den geslachtsboom, alles van hogen ouderdom, worden als zeer merkwaardig genoemd. Helaas, ook dit is niet juist meer. Het dorpje Stroe, een vrij lange reeks van afzonderlijk staande huizen, langs den rijweg geschaard, heeft nog een kerk je maar dit is de eenvoudig houten 'vermaning', waarin van tijd tot tijd de Doopsgezinden verga deren. Ook kunnen wij den heuvel beklimmen en van daar nog als vanouds een land en zeegezicht geniet, dat den naam van 'rijk' niet onwaardig is. Zelfs staat er nog iets op den heuvel waar de do den slapen. Maar dat is het oude kerkje niet meer. 't Is een kunsteloos lijkenhuisje. De 'Heidense kapel' is voor een paar jaar gesloopt. Het varken verhuisde naar elders. De grafstenen liggen mis schien nog in het lijkenhuisje, maar de man, die den sleutel er aan in zijn zak heeft, is niet thuis. Wij zijn te laat gekomen om deze merkwaardigheden van Wieringen nog te zien. Bepaald nodig schijnt de sloping niet te zijn geweest. Oud was het en vervallen, maar 't stond tocht eigenlijk niemand in de weg en het trok nog wel eens vreemdelingen naar het eiland. Uit den "heidenschen" tijd zal 't wel niet zijn geweest. Zo hier al een tempel mocht hebben gestaan, was 't er zeker een van hout en gansch anders ingericht dan dit romaansche bede huis. Maar dit kerkje, aan St. Willebrord gewijd en welks pastoor de bevestiging van den aartsdiaken der Utrechtsch Domkerk nodig had, kan een der beiden zijn, in het register der bezittingen van St Maarten op Wieringen genoemd. Of liever op de plaats daarvan gebouwd, want er schijnt vroeger een groter gebouw te hebben gestaan, naar de in 1776 onderzochte grondslagen buiten de muren te oordelen en uit de 1 Oe eeuw dagtekende dit wel niet. "Strude"dat in dit register genoemd wordt, waar St. Maarten een aantal hoeven bezat, vroe ger behoord hebbende "aan Gods heiligen, den martelaar Bonifacius, Willebrord, Lindger, Land- beert en den heer Koning", kan het Wieringsche Stroe zijn. Onzeker is 't wat het varken boven den ingang betekende, tenzij daarbij aan het symbool van den H. Antonius moet worden gedacht, en welk een bisschop of gemijterd abt hier mag zijn ten ruste gelegd, of hoe anders die zerk hier van elders mag gekomen zijn, schuilt in het duister. Is ons een teleurstelling bereid, nu wij het merk waardige kerkje van Stroe niet meer vinden, 't Is daarentegen een verrassing dat de kerk van Oos- terland onder een belangrijkers is dan onze be richten omtrent Wieringen hadden doen vermoe den. Ook in deze kerk had de aartsdiaken van den Utrechtschen dom de bevestiging der pastoors behouden; al was ook hier de aanstelling een recht van de hollandschen graaf en wellicht was dit de tweede als het eigendom van St. Maarten op Wie ringen genoemde kerk. 't Is een gebouw van zeer ongelijke duifstenen, met gegoten muren, waarin enkele ramen in later tijd zijn geplaatst, maar die toch nog de oude kleine vensters en rondbogen genoegzaam hebben behouden. Het is aan de achterzijde met een platten, gekoolteerden muur gesloten, sedert in 1838 het koor is gesloopt. De Historische Vereniging Wieringen - "Op de Hoogte" - 2 le jaargang nr. 3 - 2009

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Op de Hòògte - Wieringen | 2009 | | pagina 22