- 43 - Een zeilende Wieringer Aak dat door het telkens droogvallen de kimmen over het zand zouden schuren en snel slijten en lek ken. Voorin de aak, voor het kooischot of 'schot van de boeg', bevonden zich twee dwarsscheepse slaapkooien en daarvóór de boeg of het kabelgat. Dit kabelgat was toegankelijk via een luik in het voordek. Het diende voor de opslag van ankerka bels en netten. Het vooronder had aan weerszij den een bank, met aan de ene kant kastjes en aan de andere kant een 'ziekooi'. Het kooischot was voorzien van twee vier de bun lag gelijk met de stelling. Aan het ach tereinde van de trog begon een vast achterdek dat ca. 60 cm lager lag dan het achterhuisje. Het losse dek van de stelling bestond uit korte en brede langsscheepse planken, de laningen, die op losse dwarsbalken lagen. De inhouten beston den uit leggers over het vlak, kimkrommers om vlak en zijden te verbinden, en oplangen voor de zijden en het boeisel. De afstand tussen de leg gers was twee voet. Ter plaatse van de mast lagen deze inhouten zonder tussenruimte tegen elkaar. De mast was niet strijkbaar en stond tussen twee doftbalken. Die aan weerzijden werden gesteund door vier houten knieën en waren vastgemaakt op de oplangen. De Wieringer aak had een be- zaantuig zoals bij een tjalk, met kromme gaffel en een fok waarvan de schoot over een ijzeren luier liep, dwars over het dek. Het grootzeil werd gehesen met een klauwval en een piekval. De Wieringse fuikenboot werd gebruikt voor de visserij op paling. Het vlak was voor en achter iets opgetrokken, zodat de boot over het slik kon worden gesleept. De zijden bestonden uit drie overnaadse gangen. In plaats van een randgarde had het bootje naar binnen vallende, vaste boeisels. Een fuikenboot werd geboomd, maar kon ook worden gezeild. Bij het werk had zo'n bootje al gauw een flinke lading aan boord, zodat zeilen verlichting kon geven. Daartoe had het een roertje, twee zwaarden en kante openingen met schuifdeurtjes voor de toegang tot de kooien. Vóór het kooischot was een kleine verho ging, met daarop het 'vuurduveltje'. Achter het vooronder was het 'hok' dat werd gebruikt voor opslag. Hier stond de mast tussen twee dwarsschotten. Achter de mast was een los dek, de stelling, dat 1 m lager lag dan het voordek. Onder de stelling was een ruimte waarin de bun te zien was, deze had meestal twee ruimen. De bo venkant van de trog op Tekening van de Wieringer Aak WR-173 Afmetingen 12,0 x 4,4 meter, dit schip heeft een extra grote bun en is gebouwd door Ziuolsman te Workum voor een palingkoopman Historische Vereniging Wieringen - "Op de Hoogte" - 2 lc jaargang nr. 2 - 2009

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Op de Hòògte - Wieringen | 2009 | | pagina 9