ARKANTE WlERINGERS
- 65 -
zame eiland in de Zuiderzee enkele dingen, die
niet gansch verwerpelijk zijn.
HetWieringsche landschap heeft iets eigenaardigs,
vooral wanneer men het vergelijkt met de uitge
strekte, vlakke polders, waardoor de weg herwaarts
den bezoeker leidde. Behalve het Nieuwland, dat
dan ook werkelijk een polder is, draagt het gan-
sche eiland den stempel van een hogen, min of
meer golvende geestgrond. Sommigen vergelij
ken het bij de minst boschrijke gedeelten van het
Gooi. Meer nog herinnert het aan enkele stroken
in het Gaasterland. De ruwe verveloze hekken en
de begroeide aarden muurtjes, die de velden af
sluiten, dragen daartoe het hunne bij, even als de
zeegezichten, die zich op de hoge punten vaak op
eens vertonen. Die hekken en wallen schijnen van
betrekkelijk jonge dagtekening. In het midden der
vorige eeuw waren zij althans nog lang niet alge
meen in gebruik. Tot scheiding der akkers dienden
destijds, zeker naar overoude zeden, grote keiste
nen, „dolven"genoemd, op enige kleineren rus
tend. Hier en daar zien wij nog enkele dier stenen
op den hoek van een veld liggen, maar nu toch in
ruste, daar nagenoeg overal als een net van ruwe
houten of aarden afschutsels het eiland overspant.
Is het daaraan toe te schrijven, in verband met de
schrale weiden, de houten huisjes, den golvende
grond, de vaak verrassende nabijheid der zee, dat
het eenvoudige Wieringen hier en daar op eens een
herinnering aan trotsche natuur van Noorwegen
wakker maakt? Hier althans, op het hoogste punt
bij Westerland, waar de brede grintweg enigszins
afdaalt naar het kleine dorpje en daar beneden,
vlak achter de keer, de grote spiegel der zee in het
zonlicht blinkt, dringt zich op een onwillekeurig
een gedachte aan het heerlijk land der Fjords en de
middernachtzon bij mij op. Op kleine, zeer kleine
schaal is er een zweem van gelijkenis in het ka
rakter van het landschap, waarbij wij intusschen
door een vergelijking den eigenaardige indruk van
het bescheiden Wieringsch tafereeltje niet onbil
lijk benadelen willen. Op zichzelf is het een aar
dig, opwekkend gezicht, zoowel daar voor ons op
het dorpje en de zee aan den voet van den heuvel,
als achter ons, over een groot deel van het eiland,
waarvan Hypolitushoef, met zijn torenspits uit den
krans van houtgewas, als het middelpunt uitmaakt.
Aan die zijde is er echter niets Noorweegsch meer
te bespeuren.
(Wordt vervolgd)
door Piet Luyt
Simon Veerdig, geboren op 10 april 1913
Simon Veerdig, geboren op 15 maart 1869, en Antje Kooij kregen zeven kinderen: Cornelis, Pieter,
Dirk, Jan, Nieolaas, Marie Grietje en Simon, geboren op 10 april 1913. Simon Veerdig (Szn) was
als boerenzoon voorbestemd om boer te worden. De Veerdigers waren vooruitstrevende boeren, die
slecht Wieringer land opkochten, bewerkten en tevens bemesten met kunstmest in plaats van enkel
koeienmest. Simon zou als boer op Oosterklief 14 gaan boeren doch hij had er geen zin in om ge
bonden te zijn.
Simons vader ruilde van boerderij met Jan Do
ves, die een boerderij had in de Kliefstraat, num
mer 64. Later zetten Fok en Trien Kuut het vee
bedrijf op Oosterklief voort. Simon was altijd al
een ondernemend jongetje, als duopassagier met
de "Indian" motorfiets van kroonprins Friedrich-
Wilhelm reed hij eens mee naar de Pastorie op
Oosterland en moest op klompen teruglopen
naar Hippolytushoef, waar hij een standje kreeg
van zijn schoolmeester en van zijn vader. Eerst
boerde Simon nog bij zijn broer Dirk, doch start
te, tijdens de oorlog, voor zichzelf als loonwerker
met een dorskast en perste, zoals zo velen, tevens
lijnzaadolie. Hij trouwde in 1946 met Geertruida
Broersma uit Baarn, woonde een half jaar in bij
zijn broer Dirk en vervolgens een half jaar in het
burgerhuisje aan de Elft 67, tegenover "Jacht-
lust", van broer Jan. Er was na de oorlog een
grote woningnood op Wieringen, overal stonden
keten, woonwagens en spoorwagons. Oude ver
vallen boerderijen werden opgesplitst in woon
eenheden. Simon liet een nieuwe luxe woonwa
gen bij Ligthart - Kooybrug bouwen, met als
standplaats naast de smederij van Jan de Smid
in de Kliefstraat. De dorskast heeft hij ongeveer
vijf jaar gehad. Naast loonwerker was hij even
eens actief als aannemer, bouwde eigenhandig
drie bedrijfsloodsen, de garage van Martien de
Haan, Klieftstraat, de garage van Duijnker, later
Ten Beste in de Belt 30-34 en een garage annex
werkplaats in de Koogerweg 17. Gezamenlijk
met Rinus Engel, hotelier, caféhouder van "Ho
tel de Haan" en Piet Luijt Jzn, smid, kochten
zij in Soesterberg een Amerikaanse dragline uit
Historische Vereniging Wieringen - "Op de Hoogte" - 21e jaargang nr. 2 - 2009