- 64 -
IERINGEN (deel 2)
door J. Craandijk.
Uit 'Eigen Haard', geïllustreerd Volkstijdschrift uit 1885
onder redactie van H. de Veer, ds E. van der Veer en Ch. Rochussen.
En wat nuWieringen zelf betreft, de naam van "Gouw" aan de landstreek geven, even als de vroeg
tijdige vestiging van het christendom en de welvarende bevolking aldaar, blijkbaar uit de belangrijke
giften, reeds in den tijd de Bonifacius gedaan, doet althans niet aan een zeer afgelegen en bijna
ontoegankelijk eiland denken, 't Mag voorondersteld worden, dat het, zou 't al geen deel van het
vaste land uitmaakte, er toch meer mede samenhing dan later het geval was, toen de lagere gronden,
misschien met de 'villa Wiron'en andereplaatsen in de gouw, waren overstroomd en alleen de hoge,
vaste bodem het geweld der wateren weerstaan had.
Zeker was 't in 1284 een eiland. In een stuk uit dat
jaar, waarin door de friesche abten van Stavoren en
Ludekerke de heerschappij der hollandsche graven
over Wieringen wordt erkend, wordt het uitdruk
kelijke zoo genoemd. Maar afgelegen of niet, de
stropende krijgsman wist het wel te vinden en aan
den invloed van staatkundige verwikkelingen ont
kwam het niet. Hollandsche benden kwamen 't in
1184 plunderen en brandschatten.
De onafhankelijkheid, als een deel van Friesland
genoten, had het een eeuw later voor goed verlo
ren, en het bleef een domein der grafelijkheid. Als
zodanig werd het door Ruwaard Albrecht in 1358
voor 7000 gouden brugsche schilden aan heer Jan
van Egmond verpand. Deze voor dien tijd grote
som pleit voor de welvaart van Wieringen, dat dan
ook althans in 1376 een handel dreef, belangrijk
genoeg, om zijn naam in een verdrag met den ko
ning van Noorwegen en Zweden, nevens die van
Dordrecht, Amsterdam en Enkhuizen uitdrukke
lijk te doen vermelden.
In den strijd, dien vrouw Jacoba met haar bloed
verwanten te voeren had, bleven de Wieringers
haar getrouw. Hun beval zij het toezicht aan op
de pogingen van den Elect van Luik om het slot te
Medemblik te verrassen. Met hun hulp werd in de
wanhopige worsteling Enkhuizen en Haarlem voor
haar gewonnen; bij hun kusten werd haar vloot ge
slagen; voor hare zaak verloren zij langen tijd hun
privilegiën en werden zij met zware boeten ge
straft. Inmiddels was de welvaart geknakt, al bleef
de handel op de Oostzee nog van enige beteke
nis. De laatste jaren der vijftiende eeuw zagen hen,
verarmd maar nog steeds onrustig, deel nemen in
de laatste stuiptrekkingen der Hoeksche partij en
in den opstand van het kaas- en broodvolk. En in
1522 kwamen de Gelderschen de uitgeputte be
volking plunderen.
Toen volgden vele jaren van rust en vergetelheid,
tot dat in 1799 de Engelschen er door een zware
rekwisitie van manschappen en paarden een grote
ontsteltenis, en voor velen een gevoelige schade
brachten. Ook geweldige stormen, door dijkbreu
ken en overstromingen gevolgd, teisterden her
haaldelijk den landman, die zijn velden bederven,
zijn vee verdrinken zag. Meer dan eens vinden wij
klachten over verarming, tegenover bevelen van
hoger hand om de belastingen te betalen. Som
mige bronnen van bestaan droogden op. Vaart
en handel verliep. Lichters, om de goederen uit
de grote koopvaardijschepen naar Amsterdam te
brengen, werden overbodig. De vogelvangst, die
"het pluimgraafschap van Wieringen" tot een niet
onbelangrijk leengoed der machtige heren van Scha-
gen maakt, werd allengs van minder betekenis.
Met dat al mag Wieringen zich tegenwoordig in
een matige welvaart verheugen. Visserij, landbouw,
veeteelt en wieroogst, geven der bevolking een vol
doend bestaan. Armoede is er niet naar men ons
zegt. Wie werken wil kan er brood vinden, en als
wij ook al niet veel weelde ziend aan de huizen van
burgers en boeren, ook de tekenen van verwaar
lozing en verval doen ons maar zelden onaange
naam aan. Goed in 't voor zijn de sterke paarden
met de kapwagens, en des zondags blinkt er goud
en prijken er bloemen in overvloed op de hoofden
der in noordhollandschen trant gedoste vrouwen
en meisjes. Eerlang zal wellicht ook de oogst der
nieuw aangelegde oesterbanken er nieuwe bron
nen van inkomsten openen.
Is er op Wieringen geen armoede en maakt de
sociale kwestie de hoofden nog niet warm, er is
vooralsnog ook geen kerkelijke of staatkundige
verdeeldheid. Hervormden, Doopsgezinden en
Roomsch-Katholieken leven in vrede. Verkiezings
strijd heeft de gemoederen nog niet vergiftigd.
Men weet en nog niet beter of men kan wel sa
menwerken als kinderen van hetzelfde huis. Men
leeft er stil en eenvoudig, wat afgezonderd en wat
eentonig misschien, maar er zijn toch op het een-
Historische Vereniging Wieringen - "Op de Hoogte" - 21e jaargang nr. 2 - 2009