- 31 - Naar aanleiding van deze ramp tekende Albert Bais het volgende gedicht, in zijn 'Aantekenboekje' op. Dit boekje is geschonken door de erven Hooijveld-Bais. 'Gedicht op de ramp van 5 februari 1909 te Wieringen' Den meesten zijn door spoed De schipper ziet niet om Door angst en vrees gedreven Hij heeft te veel te kampen In de haven aan den wal Is thans volle zee God spaarde nog hier leven De aak begint te stampen Gij vrienden die dit leest Hier wil ik gaan verhalen Wat mijne pen en geest Hier aan elk zal malen Is van een ramp zeer groot Hier aan de Wieringer stranden Twee vonden hier hun dood Twee noch met rappe handen Is de tweede maand van 't jaar Van negentien honderd en negen De vijfde dag is daar Begon met zachte regen De zonne kwam niet vroeg Scheen d'heele dag te treuren Was of zij rouwe droeg Van 't geen nog moest gebeuren De morgen is weer daar De visschers gaan uit visschen De netten liggen klaar Men kan dat niet missen Men vischt den heelen dag Om des te meer te winnen En te verdienen toch Voor hun vrouw en gezinnen Niet eene die vermoed Wat ramp straks zal gebeuren En dat die brokke vloed Twee levens zal verscheuren 't Is vier uur op den dag De lucht begint te klaren De rimpels op de zee Beginnen thans te baren Het zwerk schiet vluchtig heen De wind die hoort men komen Elk haalt de netten in En elk begint te schromen Men reeft de zeilen ras Niet langer thans bezinnen Vluks van het vischvlak af En ras de haven binnen Want wat is 't thans een weer De storm geert door de touwen De kabels vastgemaakt Zij kunnen 't nauwelijks houwen Maar hoe zal 't met hen gaan Die daar nog zijn aan 't visschen 't Is thans geen vaarbaar weer En elk gaat aan 't gissen De een die daar nog is Dat is de nummer negen Een schipper met veel moed En schijnt nooit verlegen De andere ook een aak En wel de acht en zeven De schipper ook met veel moed Maar soms wat overdreven De eerste ziet de nood Maar zij thans in verkeeren Men reeft de zeilen ras En wil het thans probeeren Of men nu binnen kort De haven kan bereiken En nog een kwaad halfuur De zeilen mogen strijken Hij zeilt zijn maat voorbij En roept de schipper tegen Wat is dat thans een weer 'k Ben met de wind verlegen Kom toch niet langer toch Wilt uwe zeilen zeven Toont thans geen overmoed Het gaat hier thans om 't leven De tweede antwoord nog Men kan hem niet meer hooren Want door de wind en zee Gaat zijne stem verloren En wringt zich door het nat En werpt de zee omhoog De schipper onversaagd Staat soms het oog naar boven Hij voelt zijn onmacht thans Te midden van de baren Het is een hooger macht Die hem nu zal bewaren Hij staat aan 't stuurrad vast Gelijk een kaap als baken En denkt noch in dees stand Hoe zal mijn maat het maken Thans roept hij aan zijn knecht Daar zijn de havendijken Nog slechts een korte poos Wij kunnen de zeilen strijken Goddank daar zijn wij er Men ziet de haven open En ieder zien hen thans De haven binnenloopen Men strijkt de zeilen vlug En grijpt ras naar de touwen Want nu men binnen is Wil men hem binnen houwen Wel man wat toch een weer Het is om van te beven Maar God zij thans gedankt Wij zijn nog in 't leven Hij heeft de laatste zin Nog niet goed uitgesproken Of door ik weet niet wat Wordt hij thans onderbroken Historische Vereniging Wieringen - "Op de Hoogte" - 2 le jaargang nr. 1 - 2009

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Op de Hòògte - Wieringen | 2009 | | pagina 33