- 94 -
IERINGEN IN 1750
Vrij naar "Holland in vroeger tijd", oorspronkelijk uitgegeven in 1750 door Isaak Tirion, boekver
koper in Amsterdam en in 1964 heruitgegeven door de Europese Bibliotheek in Zaltbommel
Wieringen is een eiland in de Zuiderzee, dat ongeveer
1600 roeden hemelsbreed van de Wieringerwaard ligt,
ten noorden van Medemblik, Twisk, Lambertschaag en
de West-Friese zeedijk. Het is een bolwerk en voorwal
van West-Friesland tegen de stroom van het water door
het Texelse zeegat. De Staten hebben in 1699 en 1732
overwogen dit eiland met een dijk aan het vasteland te
verbinden. Het hoogteverschil van de grond van Wierin
gen is vrij groot. Het gevolg daarvan is dat veel landen
gedurende de wintermaanden onder water staan en der
halve in het voorjaar met behulp van een watermolen en
enige sluizen droog gemaakt moeten worden. Op deze
drassige landen wordt veel hooi gewonnen. Verder ligt
op het eiland goed wei- en bouwland. Er worden veel
schapen geteeld. De Wieringer lammeren worden veel
gevraagd. Ook is de kaasmakerij hier van belang. Het
deel van de bewoners, dat zich niet met de landbouw
bezig houdt, vaart op zee. Men beweert, dat op dit eiland
geen mollen en ratten leven. Het aantal padden is even
wel zeer groot. Ze zijn niet giftig.
Wellicht is de naam van het eiland ontleend aan het wier
dat op de aangrenzende waardgronden groeit. Dit wier
word samengeperst en voor kleidijken gezet ter bescher
ming daarvan. De omtrek van Wieringen is ongeveer vijf
uur gaans. De grootste lengte is twee uur gaans en de
breedte nog geen half uur. Volgens een der beste kaar
ten van het Noorderkwartier is de lengte, gemeten van
de Dam tot de Zuiderdijk ongeveer 1100 roeden. Het
verpondingskohier van 1632 vermeldt als schatting van
de landerijen bijna 3580 morgen. Daarentegen is er een
meting in de jaren 1738 en 1739 in opdracht van de re
genten gedaan, waaruit blijkt, dat de oppervlakte toen
bedroeg 5467 geerden of 2186 morgen en 480 roeden.
Een geerd werd gerekend op 40 roeden en een morgen
op 600 roeden. Vroeger behoorde nog tot dit eiland de
polder Nieuweland, die 1772 geerden 708 morgen en
408 roeden groot was, waardoor de oppervlakte van
Wieringen in het laatste deel van de vorige eeuw ruim
2895 morgen groot was. De laatstgenoemde polder liep
in 1683 onder en werd nimmer opnieuw bedijkt. De
landerijen kunnen hier niet door sloten gescheiden wor
den. Men gebruikt voor het aangeven der genzen kei
stenen van verschillende grootten, die dolven worden
genoemd.
Niet het gehele eiland is omdijkt. Het grootste gedeelte
van de westzijde en de gehele noordzijde van Westerland
ligt hoog en is derhalve onbedijkt. Tezamen is dit slechts
één zesde deel van het eiland. Voorzover dit mogelijk is,
betalen de ingelanden voor het onderhoud van hun dij
ken. Indien de zeer grote stukken dijk heeft weggeslagen,
worden de kosten van het herstel door de burgemeesters
er alle bewoners omgeslagen. De dijken worden door een
riem van wier met klei en aarde tegen de zee beschermd.
Hier en daar zijn wierhoofden in zee gelegd om de kracht
van de stroom te breken. Voortdurend worden de dijken
verzwaard. De watervloeden van de jaren 1717 en 1726
hebben dit eiland ernstig getroffen. Het is toen voorge
komen dat er negen gaten te lengte van 69 roeden in
de dijken waren geslagen. Bovendien was zeer veel wier
weggespoeld.
Er stonden in 1632 326 huizen in de verpondingslijst ver
meld voor het gehele eiland en een eeuw later en in 1749
347 huizen en twee molens. Het aantal bewoners wordt
geschat op ongeveer 1100. Het gehele eiland staat sedert
de opheffing van de rekenkamer der grafelijke domeinen
onder de gecommitteerde raden van het Noorderkwar
tier en wordt geregeerd door een schout die door de be
woners gewoonlijk baljuw wordt genoemd. Thans wordt
deze functie bekleed door Johan Hendrik Brouwer, raad
in de vroedschap en schepen der stad Medemblik. Voorts
zijn er vijf burgemeesters en veertien schepenen alsmede
een secretaris. De schout spant met het voltallige col
lege de Criminele Vierschaar. De civiele zaken worden
in twee banken behandeld, te weten op Hippolytushoef
en op Oosterland. In de eerst genoemde bank zitten ze
ven schepenen: vijf uit Hippolytushoef en twee uit Wes
terland. In die van Oosterland zitten eveneens zeven
schepenen: vijf uit Oosterland en Den Oever en twee uit
Stroe. De verkiezing der schepenen vindt jaarlijks plaats
op de avond vóór Pinksteren ten raad huize van Hippo
lytushoef. De schout houdt als dijkgraaf toezicht op de
dijk, wegen en wateringen. Hij wordt hierin bijgestaan
door zes heemraden. Bovendien is er aan dit college een
penningmeester toegevoegd.
Behalve enige buurten liggen op het eiland Wieringen
vijf dorpen: Hippolytushoef, Westerland, Oosterland,
Stroe en Den Oever. Vier dezer dorpen hebben ieder een
kerk. Op Den Oever staat een kapel. De kerken van Hip
polytushoef en Westerland worden door één predikant
bediend, evenals die der overige drie dorpen. Zij behoren
onder de classis Alkmaar. Verder is er een r.k. statie en
een doopsgezinde gemeente op Hippolytushoef.
Hippolytushoef, dat door de eilandbewoners Ipelshoef
wordt genoemd, zou het hoofddorp van Wieringen ge
noemd kunnen worden. In en nabij het dorp staan onge
veer 130 huizen. Ten gevolge van een zware storm stortte
de kerk in 1674 in, doch werd reeds in het jaar daarop
herbouwd. De toren werd in de 13e eeuw gebouwd en
is van onderen, evenals het koor van de kerk, geheel van
tufsteen. In dit dorp staat het raadhuis van het eiland.
Alhier heeft bij de verpachting der tienden een plechtig
heid plaats. De verpachter moet vóór de verpachting in
de kerk ter waarde van 22 gulden aan wittebrood laten
uitdelen. Dit geschiedt als volgt: des morgens worden
verscheidene keren de klokken geluid en alle deuren van
de kerk gesloten, behalve de deur onder de toren. Vóór
Historische Vereniging Wieringen - "Op de Hoogte" - 20e jaargang nr. 3 - 2008