- 162 - Wel is dat denken droef, want een moeder kan noode worden gemist, hoe oud men ook is, welk een on afhankelijke positie men ook in de maatschappij bekleedt; het zal bij u geen wroegend naberouw wek ken; integendeel het zal u vredig stemmen in het bewustzijn gedaan te hebben wat in uw vermogen was om der trouwe moeder te ver gelden wat zij voor u deed en voor uw vader geweest is gedurende de jaren van uwe hulpeloosheid. Want hulpeloos hebben we allen nedergelegen in de armen onzer moeder, die ons met liefde heeft grootgebracht. Snood ondank baar zijn we, als we dit vergeten. Maar niet is de herinnering aan uw overleden moeder droef, neen zij stemt tot vreugde tevens, wijl gij met eere kunt denken aan die ruim vier en vijftigjarige, die een goed vroom mensch, een Christin, een zorgdragende echtgenoote, een liefhebbende, steeds ten beste ra dende moeder was. Immers zool ang haar krachten het toelieten was zij zelve zorgend voor haar gezin; alzoo voldoende aan het bevel des meesters: "werk zoolang het dag is". Zij heeft ook in den nacht gewerkt, want toen zij niet meer kon, toen zij nauwelijks het bed kon verlaten om eenige oog- enblikken plaats te nemen in het hoekje bij uw tafel, toen konden haar raadgevingen niet worden gemist. Onder haar leiding ging alles goed en de zegen, die rustte op haar woning was het loon voor haar onvermoeid streven om alles te zijn voor het geluk van haar ge zin. Maar ook stemt de herinne ring aan haar heengaan u vredig, als het leven van de onvergetelijke aan uw geestesoog voorbij vliegt en gij staart op den zegen van een vroom en vruchtbaar werken. Wel heeft zij veel moeten verdra gen, maar zij heeft ook veel liefde ondervonden. Wel zal zij zoo nu en dan hebben gedacht aan "on dank is werelds loon", maar zij zal toch ook hebben moeten er kennen dat wat liefde zij gaf, dit niet nutteloos is geweest. Vredig stemt u haar heengaan voorzeker. Och, ik wil niet spreken van den leeftijd, wien het zeer weinigen vergund is te bereiken en die een groot onwaardeerbaar voorrecht genoemd mag worden, neen ik denk aan haar levenshemel, hoe deze werd verhelderd door kinder liefde en waardeering van allen, die haar kenden. Nederig was zij en nederig bleef zij tot den einde toe, maar haar raad was voor menigeen van zulk een waarde, dat zij daardoor hoog, zeer hoog werd geacht. Haar persoon, zacht en vriendelijk als zij steeds was, maakte indruk op een ieder en er zullen vele jaren moeten verhopen eer moeder Metselaar zal vergeten zijn door wie haar kenden. Haar geduld, haar lijdzaamheid, haar liefde, haar doorzicht boezemden steeds eerbied in voor die zwakke, die bleeke gestalte in het hoekje bij het raam. Ja, kinderen, gij hebt veel, zeer veel verloren met haar. En bij dat alles moet in haar een tevreden gevoel hebben geheerscht. Zij had genoeg aan haar woning en verlangde nimmer haar geluk elders te zoeken. Zij was huis vrouw. Zij was tevreden met haar lot, nimmer klaagde zij over haar kwijnenden toestand. Zij was een voorbeeld van geduld. "Het is nu eenmaal zoo", dat was haar leuze en bij alles wat haar wedervoer, zij droeg gelaten haar kruis met een glimlach om de bleeke kaken. Toen kwam het einde. Omringd van liefde ging zij heen. Zacht spreidde liefdes hand haar ziekbed, zacht vleide liefdes hand haar neder op het doodsbed, zacht drukte lief des hand haar trouwe oogen toe; en liefde weende bij haar heen gaan. Thans sluimert zij onder de hoede des Ongezienen, die thans voor haar waakt, nu wij het niet meer vermogen. Wij staan voor de raadselen van het geheimvolle ginds, waar wij onze dierbaren het beste toewenschen in oorden waar geen geween en rouw meer zullen zijn, neen waar enkel lofliederen ruischen ter eere van Hem, wiens doen met den mensch louter liefde is, die niet kastijdt uit lust tot kas tijden maar door de tegenspoeden des levens ons wil geschikt maken voor zijn omgeving. Door lijden tot heerlijkheid. Aan Hem onze dooden. Hij maakt alles wel. Zoet geloof, dat ons moedig voorwaarts doet gaan op den weg des levens, al moeten wij dien weg ook alleen verder voortzetten. Heerlijk geloof, dat ons kalm en gelaten doet zijn onder het zwaarste kruis, dat Hij ons oplegt; dat ons met een "Uw wil geschiede"ons lot bevelen doet in 's Vaders handen. Metselaar en kinderen: wij drukken u deelne mend de hand in uwen rouw, die ook de onze is, wij brengen onze diepgevoelde hulde met u. Thans rust uw lieve doode uit van haar arbeid, van haar lijden en strijden Aaltje Metselaar op de dag dat zij werd aangenomen in de kerk. Historische Vereniging Wieringen - "Op de Hoogte" - 19e jaargang nr. 5 - 2007

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Op de Hòògte - Wieringen | 2007 | | pagina 28