ÖXXhUsutLfi**. y JlM Spoy 4tCj^Wux^An_ IwO&inAohxJJ /ojuk
- 160 -
den, met den bouw beginnen en zonder stoornis daar
mede doen voortgaan, mits hij voor zijne rekening
neme alle lasten daarop vallende en zich onderwerpe
aan alle vrijheden en onvrijheden, dienstbaarheden
zoo heerschende als lijdende, en dat de kosten op deze
overdracht vallende door hem worden gedragen.' Het
nieuwe huis is een woonhuis met smederij. Het
gezin verhuist naar de Nieuwstraat. Naast het
smidswerk blijft Jacob ook boer, op het erf laat hij
een boet bouwen. Tijdens een openbare verko
ping op 17 maart 1882 van de nalatenschap van
Lourens Smit, koopt hij van diens weduwe Dieu-
wertje Klein en hun kinderen een perceel land,
groot 40 are en 15 ca. Op 9 mei 1884 koopt hij
de aan zijn erf grenzende tuin van Erven van het
echtpaar Jb. de Haan en Neeltje Klaasd. Smit,
groot 6 are en 65 ca. Nog een vierde keer, op 20
mei 1894, doet hij zaken met de familie Smit. Hij
koopt een perceel land, groot 40 are en 10 ca.
van Cornelis Klaaszoon Smit.
Dieuwertje erft, na de dood van haar vader in
1894, de helft van de boerderij in de Normer,
bestaande uit huis en erf en zes percelen weiland.
In de loop der jaren koopt Jacob op veilingen ver
scheidene percelen land erbij.
In die tijd was tuberculose een zeer gevreesde
besmettelijke ziekte die veel mensen de dood in
joeg. Dieuwertje wordt ziek en op 7 juli 1907
overlijdt zij. Tijdens de begrafenis op woensdag
10 juli wordt over haar leven gesproken door ds.
Hendrik Bax, toen Nederlands Hervormd pre
dikant te Hippolytushoef enWesterland. Op ver
zoek van dochter Trijntje zette hij zijn toespraak
voor de familie op papier.
De tekst:
VJLA-
^0 -finliLVitvw
CTw oLl tilcjtstiL
-(>4
bC VUÏA.-
'Wederom zijn wij in een sterfhuis
bijeengekomen om de laatste eer te
bewijzen aan het stoffelijke over
schot van één onzer. Wederom zal
straks de oude doodsklok over ons
eiland klinken, den bewoner op
nieuw herinnerend het "Memento
Mori", het "gedenkt te sterven";
terwijl zij ons tevens voor den geest
roept het woord van den ouden
Psalmdichter: "gedenk, o Heer, hoe
zwak ik ben, hoe kort van duur.
Het leven is een damp, de dood
wenkt ieder uur." Want zwak was
uw moeder en betrekkelijk weinig
de jaren haars levens. Wederom is
een groeve geopend om te ontvan
gen het lijk van een Christin, die
heenging voorgoed. Onvergetelijk
zijn ze voor ons allen die uren,
waarin met verpletterende kracht
tot ons spreekt dat toekomstoog-
enblik, waarin ook wij uitgestrekt
liggen op het doodsbed om straks,
straks gedragen te worden naar het
koude graf, de eeuwige rust van
alle aardsche beslommeringenon
vergetelijk die uren, omdat die ons
telkens en telkens weer plaatsen
voor dat raadsel van dien geheim-
zinnigen dood, in wiens tegen
woordigheid zelfs de rumoerigste
een diep stilzwijgen bewaart. Oh,
in zulke oogenblikken zouden wij
zoo gaarne den voorhang van het
heilige der heilige willen scheuren
en beproeven een blik te werpen in
het onbekende ginds, werwaarts
onze dierbare afgestorvenen ons
zijn voorgegaanwij hebben hun
steeds het beste toegedacht, me
delijden als wij hadden met hun
aardsch bestaan, dat zooveel ram
pen gaf. In zulke oogenblikken,
als wij moeten afstaan een vriend,
als de kist zinkt in de groeve, de
aarde dof dreunend valt op het
houten deksel, zoovele slagen op
ons gebroken hart, als het lieflijk
zonlicht verduisterd wordt door
het zwarte, het sombere in en om
ons, dan, dan zouden wij zo gaar
ne willen weten wie hij is, de dood.
Kort woord van vier letters en
toch het einde van alles. Moeten
wij hem beschouwen als een vorst
der duisternis, een koning der
verschrikking, een verderver op
het vale paard, onder welks hoe
ven bloemen en distelen vertreden
Vc/M
■fl-ÜA.
•fL1
Ua Öj2/v%. CJL,
Historische Vereniging Wieringen - "Op de Hoogte" - 19e jaargang nr. 5 - 2007