- 124 -
uit dankbaarheid een sierlijk gebeeldhouwd hou
ten model van hun vaartuig in de kerk hadden laten
ophangen, 't geheele gebouwtje was toen met de va
ten koffie en andere waren gevuld, die de Wierin-
gers in veiligheid hadden weten te brengen. Achter
deze kapel staat een veel ouder gebouw thans als
schuur gebezigd, dat vroeger een gasthuis geweest
moet zijn. Met den gewelfdengang, van waar men
een kijkje op de nette tuintjes der dorpelingen heeft,
leek dit kerkje wel een veld voor nader geschied- en
bouwkundig onderzoek te bieden. Wij moesten ech
ter voorwaarts, maar bleven aan den haven naar de
jongens kijken die de glinsterende hoopen wier op-
vischten. Het eerste gedeelte van de pier is ook van
wier gemaakt dat op Wieringen en nog elders voor
dijken gebruikt wordt. Zelfs Klaas Bruin vermeldt
in zijne Arkadia hoe voortreffelijk zich zeegras tot
dit doel eigent.
't Houd hoe gering de dijken best in stand
En 't pakt zo vast op-een als steene muuren
Geen middlen zijn om stormen te verduren
Zo heilzaam als dit gras, hoe zwak 't ook schijnt
't Word zelden door een scheuring ondermijnt
Dies is 't voor ons een onwaardeerbren zegen
Kerk van Oosterland
Wij liepen op dien wierdijk een eind zee in, 't water
was glashelder, zoodat wij de groote krabben over
de steenen zagen schuiven, een van ons gezelschap
beloofde aan de wiervisschertjes een dubbeltje wan
neer hij voor ons zoo'n schaaldier ving. Onmid
dellijk gingen de jongens aan den gang en wisten
er enkele te bemachtigen, maar ondanks de voed-
selschaarschte'5 leek de krab, op 't droge bekeken,
een weinig aantrekkelijk maal te beloven, en gaven
wij hem de vrijheid weer, om ons naar het smake
lijker middageten te haasten dat ons in hotel Lont
wachtte. Hadden wij 's morgens het Oostelijk deel
van Wieringen bezocht - tenminste voor zoover de
tijd het ons toeliet - 's middags reden wij naar het
Noordwestelijke. Ook dit gedeelte wist ons te beko
ren, de heuvelketen die zich ook hier door 't eiland
uitstrekt neemt alle eentonigheid weg en de verge
zichten over zee blijven altijd even prachtig. Vooral
voorbij het schilderachtige dorpje van Westerland
trof ons dit bijzonder, wij konden van een vrij hoog
gelegen plek onze blikken over 't blauwe water langs
de kustlijn van Noord-Holland laten gaan tot aan
de Tesselsche duinen toe - een weg daalde, door
rose bosjes van Engelsch gras (Armeria) omzoomd,
vrij steil naar het strand, hier niet door dijken be
schut, waarop de golven zachtjes kwamen breken.
Geen wonder dat wij begonnen te praten van een
zomerhuis te bouwen, en in stille afzondering van
dit heerlijke tafereeltje genieten; maar wij moesten
terug naar Hippolytushoef, en 't was gelukkig; want
's avonds zouden mijne vriendin en ik nog 't koste
lijkste uur beleven dat ons op Wieringen te beurt
viel. Na 't eten raadde de Heer Lont ons aan door
de velden naar den zeedijk te wandelen om daar
van den zonsondergang te genieten. Wij volgden
zijn vriendelijken raad en zijn hem er nog dankbaar
voor. Reeds 't gezicht op den ouden toren die van
achter de groene boomen komt opdagen, door de
ondergaande zon zoo schoon belicht, was 't tochtje
waard, maar toen wij den dijk beklommen en de zee
voor ons uitgestrekt lag, een zilverblauw meer gelijk
waar de zon als een gouden vuurbal in wegzonk, de
lucht zachtjes met teere opaaltinten kleurend - nu
wazig rose dan licht geel, of weer ijl blauw, tot dat
de avondhemel langzaam zich tot de heldere klaar
heid van den zomernacht verdiepte, wenschten wij
wel dit oogenblik te kunnen vast houden! Achter
ons lagen de weilanden in vredige rust en zongen
de leeuweriken een jubelend lied, nergens zag men
eene menschelijke gedaante behalve bij twee kleine
visschersschepen die als zwarte vlekken, gelijk Ja-
pansche schilders hen uitbeelden, tegen de parel
grijze wateren afstaken, daar bewoog zich iets en
wij zagen twee mannen die den paaldijk naderden
en behendig overklommen. Zij hadden volgens het
oude gebruik met den elger gevischt en brachten
hun buit mede. De elger is, volgens den Heer Allan,
een ijzeren werktuig aan een langen stok bevestigd,
en bestaat uit een soort van vork met veerkrachtige
nijptangen. De visscher houdt dit werktuig onder 't
zeilen zoodanig vast dat de tanden door 't slijk sle
pen en de visch daar tusschen bekneld wordt. Soms
wordt de elger als een soort speer gebruikt, ten
minste zoo begreep ik de uitlegging die mij gegeven
werd, maar heel duidelijk was de zaak mij niet!
Noode verlieten wij den dijk en keerden huiswaarts
Historische Vereniging Wieringen - "Op de Hoogte" - 19e jaargang nr. 4 - 2007