IERINGEN IN 1918 (DEEL 2)
- 123 -
door M. de la Prise
Uit "Ons Nederland", 1918
Wieringeneen eiland in de Zuiderzee 2500 H.A. groot met (1911) 3058 inwoners, de bevolking
houdt zich bezig met landbouw, veeteelt, vischvangst en wiermaaienHet eiland maakt ééne ge
meente uit. "Hippolytushoef, een net welgebouwd dorp, is de aanzienlijkste plaats, verder vindt men
er Westerland, Oosterland, Den Oever en nog een paar gehuchten."
Wij maakten daarna, altijd met hetzelfde prachtige
weer, eene rijtoer door het eiland. Onze koetsier
bewees zich een uitstekende gids en wist ons zelfs
toegang tot de mooiste boerderijen te verschaffen.
Zoo'n Wieringer boerderij is waarlijk een bezoek
overwaard: vooreerst maken de nette kleine huizen,
die, onder hunne rieten daken verscholen, zich tegen
den zeewind lijken te verbergen, een allerprettigsten
indruk. Meestal is er een gedeelte van het gebouwtje
dat vooruitsteekt en daardoor dat stijve en vierkante
wegneemt dat aan vele N. Hollandsche woningen
iets eentonigs geeft. Het inwendige is vooral in den
zomertijd voor den vreemdeling nog aantrekkelij
ker dan het uitwendige, in de koeienstal is volgens
het oude NoordHollandsche gebruik, thans helaas
te veel nagelaten, al wat de vrouw des huizes aan
porselein en aardewerk bezit in keurige groepen
uitgestald. Mooie oude schotels, Keulsche potten
met hunne naïef gestileerde ornamenten, kommen
en kannen, van alles kan men er vinden en de wan
den van 't vertrek zijn met fraaie tegels bekleed. In
sommige huizen bewonderden wij den geheelen
inhoud van den Bijbel aldus weergegeven, omlijst
door druiventakken waarop vreemdsoortige pauwen
nestelden en waaronder "de Paauwerank" geschre
ven stond In andere woningen hadden de vroegere
bewoners aan voorstellingen van brieschende paar
den en deftige koeien de voorkeur gegeven, en wij
ontdekten ook eens in eene der binnenkamers zeer
antieke tegeltjes waarop saters en nymfen waren ge
schilderd, een zeer boersche Apollo met een houte
rige Daphne. In dit huis waren de kunstig bewerkte
houten deuren der bedstede nog aanwezig en elders
zagen wij ook die mooie plankjes, die de Noord
Hollandsche boeren in de lange winteravonden zoo
oorspronkelijk weten te versieren. Overal werden wij
even vriendelijk ontvangen, terecht zegt de Heer Al
lan in zijn 1855 verschenen werkje over Wieringen:
"Inzonderheid verdienen de Wieringers om hunne
gulle gastvrijheid geroemd te worden. Treedt vrij bij
eenen Wieringer binnen, beziet zijne woning, zijnen
stal, zijn vee, voorkomende vriendelijkheid zult gij
ten zijnent gehuisvest vinden." Sinds die halve eeuw
schijnen de Wieringers gelukkig in dit opzicht niets
veranderd, bereidwillig stond men ons toe alles te
bekijken. Van de oude gebruiken, waarvan de Heer
Allan vertelt, bleven er helaas slechts weinige over.
Alleen nog het koek kneppelen, zoo werd ons me
degedeeld: een koek wordt op een paal geslagen en
de mededingers trachten er met een kneppel beur
telings een stuk af te werpen, dat dan hun eigen
dom wordt. De kermis is nog in eere en de jonge
lieden van beider kunne, zooals de Heer Allan het
uitdrukt, zullen nog wel eens door het eiland rijden.
"Het gebruik wil", zoo verhaalt hij verder, dat men
bij elk zwart schaap, hetwelk men op zulk een togt
ziet, zijne geliefde een kus geve." Wij merken hier
bij aan dat men "bij zulke gelegenheden nog al veel
zwarte schapen ziet". Hoe de Wieringer jongelieden
nu hun wensch vervuld verkrijgen was ons duister,
daar wij nergens een zwart schaap bespeurden, doch
zonder twijfel zullen zij er wel een middeltje op ge
vonden hebben. De vele witte schapen deden een
onzer steeds naar de beroemde schapenkaas vragen,
hij wilde eentje van de reis medebrengen, niet zooals
een Franschman die in de achttiende eeuw eenige
weken op Texel doorbracht en schreef: "Van de melk
der schapen maken de bewoners groene kaas die
voor de vreemdelingen, die aan dit eten niet gewend
zijn een zeer leelijke kost is, maar toch lust men ze
in deze streken." Helaas was de
schapenkaas nu niet te verkrijgen, en weten we niet
hoe ze smaakL. Achter eene der boerderijen liet onze
koetsier ons de doopsgezinde kerk zien; een eenvou
dig houten gebouwtje, van binnen echter met die
felle blauwe kleur beschilderd, die men in Noord
Holland zoo schijnt te bewonderen, de kerkgangers
moeten zich zeker 's winters in eene ijsgrot en 's
zomers boven in de wolken wanen. Van hier reden
wij voorbij de schoon gelegen kerk van Oosterland
naar Den Oever. Dit aardige dorpje, de tweede ha
venplaats van het eiland, is achter den hoogen dijk
verborgen. Wij bekeken de kapel, zooals 't kerkje
genoemd wordt en lieten ons verhalen hoe de be
manning van een schip, met moeite en levensgevaar
door de eilanders in een vliegenden storm gered,
Historische Vereniging Wieringen - "Op de Hoogte" - 19e jaargang nr. 4 - 2007