- 98 -
Deze wiervisscherij is een der voornaamste be
zigheden der eilandbewoners en 's zomers als
't wier op de velden gedroogd wordt, is de zilte
geur van verre te bespeuren. Ook ziet men hier
en daar de stokken der palingfuiken boven het
water uitsteken, men vangt veel paling langs deze
stranden, maar hoewel de bemanning en de pas
sagiers allen bereid zijn onze tallooze vragen te
beantwoorden, dwaalt de aandacht af, door de
schoone vergezichten geboeid - als in een waas,
tusschen de blauwe zee en de ijle lucht, vertoonen
zich links en rechts de kustplaatsen, ginds ont
dekken we heel ver weg Texel, daar de torens van
Medemblik en vóór ons Wieringen - steeds dui
delijker zien wij huizen en boomen verschijnen
en, voorafgegaan door een hoogaars uit Tholen,
die met volle, bruine zeilen de haven binnen-
zwenkt, bereiken wij de aanlegplaats. Wieringen,
waarvan Klaas Bruin in zijne Noordhollandsche
Ar ka dia zong:
De padden - die wel juist met hun venijn
Geen schade doen, maar die in ieders oogen,
Afschuwlijk zijn
Die oude verzen schoten mij bij onze lan
ding te binnen en toen we naar Hippo-
lytushoef reden, vroeg ik den koetsier of
de Heer Bruin gelijk had, en er thans nog
geen mollen of ratten op Wieringen zijn.
Nu, ratten waren er wel gekomen, maar
mollen zijn er nimmer gezien en het aantal
padden is nog groot. Wij raakten al dade
lijk onder de bekoring van het landschap,
de bodem is niet vlak, maar heuvelachtig.
Geen duinen, maar een zachte, golvende
lijn, die aan sommige gedeelten der Ve-
luwe herinnert. Hier en daar komt eens
klaps een kerktoren over een der hoogten
kijken, zonder dat men nog iets van het
gebouw zelf of van het omliggende dorp
bespeuren kan. Op de weilanden, klein en door
wallen van graszoden verdeeld, graasden de be
roemde schapen, en overal liepen de mooie paar
den, de trots der Wieringers, meest alle van een
dartel veulen vergezeld. Bij de aardige kleine sluis
plankjes gespijkerd zijn om 't wegzakken in den
slijmrigen bodem te beletten, de zeis zwaaien en
hunne glibberige vracht in de schuiten laden.
Wiervisschers
Dat's Wieringen, een vruchtbaar Binneneiland.
Welk roemen kan op 't schoonste klaverweiland,
Voor schapen die men hier verzorgt en hoed
Bij honderden, dat tuigt den overvloed
Van kaas, die hier gemaakt wordt en verzonden
De heuvelen en dalen, vet van gronden,
Zijn dicht bezaait met graan en, maar hetgeen
Men van dees landstreek meld, is ongemeen:
Men zegt dat hier geen mollen zijn te vinden
Noch ratten
Maar bij dit wenschelijk gemak
Bezit dit land een walchlijk soort van dieren
Die overal, ja in de putten zwieren bij duizenden
boerderijen, met rieten daken en hel geschilder
de luiken zaten strijdlustige bonte katten, en toen
de hond van den koetsier een tweetal verraderlijk
overvallen wilde, werd hij in een ommezien op de
vlucht gejaagd. Hier en daar over het golvende
graan of de groene weiden turend, zagen wij de
bijna spiegelgladde zee, en landinwaarts de hooge
boomen die eene eendenkom verborgen. Spoedig
bereikten we Hippolytushoef, het grootste dorp
van 't eiland - waar wij overnachten zouden. Nog
dienzelfden avond, slenterden wij door de dorp-
Boerderij
Historische Vereniging Wieringen - "Op de Hoogte" - 19e jaargang nr. 3 - 2007