- 70 -
-';
^Üjr^
vc-;?". ^-4,:
De kop van de dijk met op de achtergrond het beeld van Lely
de oorlog. Wij zaten precies in het midden ge
vecht tussen de Duitsers en Fransen. In augustus
1943, het was zondagmiddag. Een zware lucht
aanval van de Engelse luchtmacht. Het was of
de wereld verging, zoveel bommen waren er nog
niet gevallen in één aanval. De bommen vielen
een seconde te vroeg en vielen waar de burgers
woonden. Niet op het vliegveld. Wat schijnbaar
de bedoeling was geweest. Er viel een bom bo
ven op de schuilkelder waar de hele buurt in was
gekropen, voor veiligheid, eenderde kwam er niet
meer levend uit. Wij waren onder de gelukkigen,
die er levend maar gewond uit werden gegraven.
Het duurde uren voordat Kitty uitgegraven was
en naar het ziekenhuis kon worden gebracht. Het
duurde nog een poos voordat ik zover was om
getransporteerd te worden. Er was een heel grote
kuil waar ons huis gestaan had. En dat was het
einde om inVlissingen te wonen. Buren rond mij
dood. Ik wist niet waar Bert was. Bert heeft we
ken in het ziekenhuis gelegen.
Later verhuisden wij naar Amsterdam. Wij kregen
een bovenhuis in de Jodenbuurt. De enige huizen
die leegstonden. Heel erg droevig. Al die mensen
naar Duitsland, naar de gaskamer. Voor ons wa
ren die huizen erg neerdrukkend. In Vlissingen
hadden wij erg leuke en aardige Joodse vrienden
gehad. Wij hebben hen nooit meer terug gezien.
In Amsterdam was niet veel te eten. Mijn moeder
ziek. Mijn broer Piet ondergedoken bij moeder.
Bert kon nog niet goed lopen, dus Rie moest de
boer op. En waar ging Rie naar toe! Naar vader
en moeder De Jongh, oom Volkert en Willem
waren ook thuis. Wel; wat een ontmoeting toen
ik de boerderij binnen stapte. Gauw eten voor
mij klaar gemaakt, kopje koffie met echte koei-
enmelk, boter op mijn brood, met spek en kaas.
Dat had ik voor een lange tijd niet gehad. De tra
nen schoten in mijn ogen. En de vermoeidheid
van het fietsen van Amsterdam-Oost was verge
ten. Een paar dagen gebleven. Oom Volkert maar
voor mij zorgen. Moeder de Jongh was ziek.
Na een paar dagen mijn fiets opgeladen met
aardappels, wortels, koolraap, meel om pan
nenkoeken te bakken en een paar flessen melk.
Ik was afgeladen. Toen terug naar Amsterdam,
's Avonds kwam ik heelhuids met mijn buit bij
mijn moeder aan. Bert en Kitty waren daar.
Kun je je voorstellen wat een feest het was. De
heerlijke boterhammen die oom Volkert voor mij
gereed gemaakt had voor onderweg, had ik niet
opgegeten, in plaats daarvan had ik wortelen ge
geten wanneer ik honger kreeg. Die boterham
men smaakten de familie geweldig. Wij waren nu
zo gelukkig, eten in huis te hebben.
Tussen haakjes, ik had van vader de Jongh een
fles met koolzaad olie gekregen. Dat was een rijk
dom.
ff'.1-'J j
Historische Vereniging Wieringen - "Op de Hoogte" - 19e jaargang nr. 2 - 2007