E AAL EN DE AFSLUITDIJK
- 49 -
De afsluiting van de Zuiderzee, in 1932, had
grote gevolgen voor de visserij en de natuur, en
betekende de nekslag voor de duizenden vissers
die op de Zuiderzee hun boterham verdienden.
Na de voltooiing van de Afsluitdijk veranderde
de voormalige zee in een meer en binnen enkele
jaren was het geheel verzoet. Nog een paar jaar
hielden de haring en de ansjovis stand, maar
toen verdwenen ze. De bruinvis en de gewone
zeehond waren toen al lang vertrokken. Veel vis
sers maakten gebruik van de Zuiderzeesteunwet
en vroegen een uitkering aan. Anderen werden
bijvoorbeeld pluimveehouder of boer. Ook vis
handelaren, zeilmakers en scheepbouwers wer
den werkloos.
programma van
de lengte van de
glasaal, hiervoor
worden wekelijks
ongeveer 150 glas
alen gevangen en
gemeten.
Sluismeester De Visser (links) haalt
samen met sluiswachter Gorter vol
belangstelling het netje van een vier
kante meter oppervlakte op, waar
door men te weten komt hoeveel glas
aaltjes per kubieke meter zich op een
bepaald moment is zee bevinden.
Al nam de IJs-
selmeervisserij
op aal sinds de
afsluiting van de
Zuiderzee eerst
aanzienlijk toe,
na 1950 kwam
er een gestage
afname. Paling
of aal kunnen
zowel in zout
zeewater als in
zoetwater le
ven, verder is
het één van de
meest wijd ver
breide vissoor
ten in Neder
land en vormt
de belangrijkste
doelsoort van
de binnenvisse
rij, op het IJsselmeer, in de rivieren en kleinere
wateren.
Ieder voorjaar trekt er door de sluizen in de Af
sluitdijk glasaal vanuit de Waddenzee het IJssel
meer in. Na de afsluiting van de Zuiderzee is in
1938 begonnen met de telling van de glasaal voor
de spuisluizen in Den Oever. Hiertoe wordt ge
durende de voorjaarsmaanden met een kruisnet
voor de sluizen gevist. Vijfmaal per nacht wordt
om de twee uur een bemonstering uitgevoerd en
wordt de vangst van glasaal geteld. Sinds 1960 is
de telling in Den Oever uitgebreid met een meet-
De Visser rechts) en Mulder
Sluismeester De
Visser, sluiswach
ter Gorter en bi
oloog dr. Deel-
der, verbonden
aan het toenma
lige Rijksinstituut
voor Visserijon-
derzoek, bewaak
ten in de jaren
vijftig deze le
vensader van de
palingvisserij bij de spuisluizen in Den Oever. De
steekproeven begonnen om negen uur 's avonds,
dan werd er een net van precies één vierkante
meter oppervlakte te water gelaten. Het vierkan
te netje was niet het enige middel om de glasaal
tjes te vangen. In een van de kokers van de sluis
lag een vlot, dat een bijzonder vangmechanisme
had. Men liet over een met riet afgedekte plank
zoet water sijpelen, waar de aaltjes op afkwamen
zodat zijn nagenoeg automatisch in een vergaar
bak belanden. Het onderzoek werd als hoogst in
teressant en boeiend gevonden, want de paling
bleek nu eenmaal in al zijn levensstadia een mys
terieus dier.
De schutsluis
Historische Vereniging Wieringen - "Op de Hoogte" - 19e jaargang nr. 2 - 2007