- 141 - In de loopgraven bevindt zich dienstplichtig soldaat Eduard de Proost, de verloofde van Dolfs zuster Paulien. Het is vrijwel zeker dat ook Dolf, als hij zich bij de commandant heeft gemeld, als soldaat in de loopgraven zal worden ingezet. Moeder Bertina staat met de brief in haar handen. Wat nu te doen? Broertje Jan, al helemaal 'verWieringst', weet wel een oplossing: "Jongen, skrief dat je dóód bin". Moeder Gielis rijzen de problemen boven het hoofd en ten einde raad gooit zij de papieren in de kachel. Het resultaat is dat Dolf in België nu te boek staat als dienstweigeraar en niet meer in het land mag komen. Dolf Gielis (1897-1980) herenkapper aan de Hoofdstraat te Hippolytushoef Dolf werkte in Antwerpen in de diamantslijperij van zijn vader. In zijn vrije tijd hielp hij zijn oom, die herenkapper was. Als in 1918 kapper Jan Harder uit de Hoofdstraat zijn kapperszaak beëindigt, ziet moeder Gielis in het overnemen ervan een uitweg uit de grote problemen. Zij stuurt Dolf naar de familie Harder om te praten over overname van de scheerstoe- len. Zo geschiedt in goede harmonie en het gezin Gielis verhuist naar een helft van het dubbele woon/winkel huis van Jan Visser aan de gg^te kapperszaak Gielis aan de Hoofdstraat. Bij de deur staan (links) Jan Hoofdstraat. Daar wordt de en j q0ij jn j 925 verhuisde de zaak naar de linkerhelft van het dubbele kapperszaak gevestigd. In de pan± Wieringer Courant die op 11 juni 1918 wordt verspreid, wordt een annonce geplaatst met de volgende tekst: Bekendmaking. Ondergetekenden maken hun plaatsgenoten bekend dat vanaf heden hun nieuwe coiffeur en haarwerkzaak is geopend. Met een reuzen sortering haarwerken, toiletzeep, haargarnituren, eau de cologne enz. enz. Elke Woensdag, Zaterdag en Zondag den geheelen dag gelegenheid tot scheren, haarknippen en hoofdwassen, de andere dagen 's middags na zes uur. Vlechten worden gemaakt van zo wel uitvalhaar als van kunsthaar. Beleefd aanbevelend, Adolf en Jeanne Gielis, Hoofdstraat De relatie met de familie Harder is altijd goed en vriendschappelijk gebleven. In 1918 wordt het nieuws bekend dat de Duitse kroonprins, die in de oorlog een hoge officier is geweest, als banneling naar Wieringen zal komen. De jonge Belg, door de oorlog beroofd van zijn vaderland en zijn bezittin gen, steekt zijn mening over de prins niet onder stoelen of banken: "Laat hem maar komen, dan snijd ik zijn strot door." Deze uitspraak van Dolf is niet onopgemerkt gebleven en zo kan het gebeuren dat op een dag de winkeldeur opengaat en Dolf oog in oog staat met de Duitse kroonprins. "So Herr Gielis, der Halsabschneider", zegt de prins. Dolf krijgt opdracht voortaan drie keer per week naar Oosterland te komen om de prins te knippen en te scheren. De prins gedraagt zich wel voornaam, terwijl thuis de kapperszaak vol wachtende klanten zit laat hij Dolf uren wachten voor hij gereed is voor de opknapbeurt. De prins is blijkbaar wel tevreden over Dolf, want voortaan mag moeder Gielis zijn witte boorden wassen. Na zijn vierjarige ballingschap op Wieringen vertrekt de prins weer naar zijn vaderland. Als aandenken krijgt Dolf een lederen portefeuille en een foto met handtekening van hem. De familie heeft deze geschonken aan het museum Schloss Cecilienhof te Potsdam. Ze zijn daar te bezichtigen op de afdeling "Und oft denke ich an Wieringen". Historische Vereniging Wieringen - "Op de Hoogte" - 18e jaargang nr. 5 - 2006

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Op de Hòògte - Wieringen | 2006 | | pagina 7