-74- Toen hij langs het meer liep, zag hij twee broers, Simon, die Petrus ge noemd wordt en zijn broer Andreas. Zij wierpen hun netten uit in het meer, het waren vissers. Hij zei tegen hen: "Kom, volg mij, ik zal van jullie vissers van mensen maken." Ze lieten meteen hun netten achter en volgden hem. Even verderop zag hij twee andere broers, Jakobus, de zoon van Zebedeus en zijn broer Johannes. Ze waren met hun vader in hun boot bezig met het herstellen van de net ten. Hij riep hen en meteen lieten ze de boot en hun vader Zebedeus achter en volgden hem." (Matth. 4-18-22) Het vissersvak is een hard bestaan, niet zonder gevaar, met sterk wisselende omstandigheden, soms met grote besommingen en soms geen stuiver winst. De visserman kan nog zo'n vakman zijn, hij blijft een speelbal van de natuur, de onberekenbare zee waar het flink spoken kan en de al even onbe rekenbare vis. Is het er wel of is het er niet? Dagelijks maken de vissers mee hoe grillig de voorzienig heid omgaat met hun menselijk bestaan. Dat tekent hun aard en mentaliteit. In veel vissersdorpen leggen ze hun lot daarom in de handen van de Heer en smeken zijn zegen af. In Den Oever vertrouwden de vissers meer op zichzelf. Men was er te nuchter van karakter om zich aan geestelijke overwegingen te wijden. Het was een aards, materialistisch volk, dat niet veel van de bijbel moest hebben. Het blijft raadselachtig dat ook uit dit nuchtere volk dat voor dominees vaak ploegen op de rotsen is, soms een enkeling voortkomt die wel door de Genade Gods wordt aangeraakt en tot een ware visser der mensen uitgroeit. JanTijsen (1879-1949), bijgenaamd Jan van Reintje, was één van hen. De toevoeging kwam van zijn moeder en diende ter onder scheiding van al die andere Tijsens op Wieringen. Reintje was de roepnaam van Reinoutje Kippenbroek van Astuling (1848-1918) die getrouwd was metWiggertTijsen (1842-1892). Bij de vroege dood van vader Wiggert, visserman, werd de aak in de vaart ge houden door de zonen Jan en Dirk. Het was geen vetpot omdat er vijf kinderen opgevoed moesten worden. Moeder Reintje dreef een weduwewinkeltje, zoals zoveel vrouwen in die tijd zonder so ciale voorzieningen. Van alles had ze te koop: levensmiddelen, ga ren en band, huishoudtextiel. Het leverde een schamel aanvullend inkomen op, want in iedere straat was wel een dergelijk winkeltje. Iedere weduwe had haar eigen kleine klantenkring van vrienden en familie. De broers, op elkaar aangewezen, deden het goed in de visserij. Wel bleek toen al dat Jan, de held van ons verhaal, heel andere interesses had dan zijn broer Dirk, die naar goed Wierings gebruik op de centen lette. Jan had sterke interesse in geestelijke zaken, waarvan hij zo vervuld was dat hij er met iedereen over moest praten. "Mijn werkloon is bij mijn God," zei hij "wij moeten niet op succes werken. Maar eenvoudig en stil ons werk doen en de uitkomst aan God overlaten. Zien doen we pas in de hemel." Reinoutje Tijsen Qan van Reintje, visser van mensen Historische Vereniging Wieringen - "Op de Hoogte" - 18e jaargang nr. 3 - 2006

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Op de Hòògte - Wieringen | 2006 | | pagina 8