E AFLOOP - 98 - Op 8 juni 1938 voer Lou Voorthuijzen de haven van Den Oever uit om elders zijn heil te zoeken. In het dorp zeiden ze dat hij net zo onopvallend vertrok als hij in 1933 gekomen was. Ze waren niks rouwig om het vertrek van die rare snoeshaan. Binnen de kortste keren was hij vergeten. Jan van Reintje had nog wel eens heimwee naar de godsdienstige gesprekken bij de Coupure. Zelden was Jan iemand tegengekomen die zo goed de weg wist in de Heilige Schrift als Lou. Al die rare andere denkbeelden nam je op de koop toe. Lou zette koers naar Muiden. Hij had gehoord van vette palingvangsten door de smeerpijp waarmee Amsterdam op het IJsselmeer loosde. Paling leeft graag in drek en afval. Maar een God in wording die afkomt op de vuiligheid van de grote stad? Het was een teken aan de wand, maar het bleef on opgemerkt. In Muiden begonnen de roerige jaren. Zijn vrouwTrijnTiel had hij naar Breezand teruggestuurd en ze zou nooit weer terugkeren. Coupeuse en bewonderaarster Mien werd zijn nieuwe levensgezellin tot het einde der dagen. Niet getrouwd, want redeneerde Lou, het eerste mensenpaar was toch ook niet getrouwd? Maar precies als bij Adam en Eva, begonnen bij Lou de moeilijkheden juist door zijn Eva in de persoon van Mien. Ze hadden het aanvankelijk armoedig. In de oorlog leden Lou en Mien als iedereen. Het vissen ging door, maar onder moeilijke omstandigheden en net als in Den Oever had Lou weinig opbrengst. Af en toe kwam het uitvindersbloed in opstand. Lou meende nu de principes van een zelfbewegende fiets te hebben ontdekt. De fiets eindigde juist zoals het perpetuum mobile uit Breezand op de schroothoop. Op geestelijk gebied vorderde Lou be ter. Na zijn visioen op het Balgzand heeft het 27 jaar geduurd voor hij zich van zijn roeping bewust werd. "Jaren van lijden, van onder gang en opstanding," zei hij zelf. "In die jaren is mijn vlees door Satan kapotgemaakt en wie nu Lou aanneemt, die be leeft aan zijn eigen ziek zijn dat Lou de "ik", de "Satan" uitwerpt. Laat mijn vrouw maar vertellen wat zij in die dagen heeft moeten door staan." En Mientje raakt niet uitgepraat over de moeilijke jaren dat ze als een vrouw, die nooit iets aan gods dienst heeft gedaan, leefde met een man in wie ze een unieke persoonlijkheid vermoedde. Maar ze kon Lou niet vatten, eerst moest haar begrip worden uitgeroeid, dat was Satanisch. Ze werd ernstig ziek en dacht dat ze dood ging. Ze lag geïsoleerd achter glas waar Lou naar haar stond te kijken. Ze voelde dat haar vlees kapot ging en Satan was zijn macht over haar kwijt. Met haar laatste krachten schreef ze een vraag op papier en hield het tegen het glas. En Lou las: Ben jij de Christus? Ja of nee! En Lou knikte. Mien genas meteen. Een verzekeringsgeneeskundige krijgt in de jaren vijftig een Lou-volgeling op zijn spreekuur; het laatste stadium van kanker is ingetreden. De man zal snel sterven. Maar hij geneest dankzij zijn vertrouwen in Lou. De arts wordt zo nieuwsgierig naar de zogenaamde wederopgestane Jezus dat hij hem in Muiden opzoekt. Hij treft in een armoedig huisje een onaanzienlijke man aan van mid delbare leeftijd en scherpe trekken, maar met stralende blauwe ogen. Hij hoort diens gepreek aan en weet niet wat hij er van moet denken. Hij gaat bij de Muidense notabelen te rade, wat vinden die Lou en Mien Historische Vereniging Wieringen - "Op de Hoogte" - 18e jaargang nr. 3 - 2006 n

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Op de Hòògte - Wieringen | 2006 | | pagina 32