e Coupure als kansel voor Godsdiensttwisten - 89 - Twee vreemde snuiters kwamen elkaar regelmatig tegen bij de haven. Het vissersvolk nam ze niet erg serieus. Het respect van de ene visser voor de andere wordt bepaald door zijn vakmanschap: hoeveel heeft hij gevangen? Bij Jan van Reintje en Lou was dat niet zoveel, ze konden beter praten dan vis sen. En praten over het geloof, dat deden ze nog het liefst van alles. Discussiëren deden kerkbroeders altijd, vooral omdat er in de dorpen niets te doen was, maar, Jan en Lou waren een paar apart. Het volk dat bij de Coupure rondhing noemde hen gods dienstwaanzinnig. De Oeverse bevolking was niet zo ge diend van al dat geestelijke voedsel, maar van Jan pik ten ze meer dan van Lou. Jan was tenminste nog eigen volk, die de christelijke naastenliefde ook echt in praktijk bracht. Die Lou stak daar maar schriel bij af, die had het altijd maar over satan en over dominees die niet deugden en dat hij alles beter wist door het goddelijk inzicht dat hij had gekregen. Hij beweerde dat hij niet dood kon gaan; dat was helemaal lachen geblazen. Toch waren ze wel een beetje voorzichtig met hem, want hij had wel iets die Lou. Een sterke persoonlijkheid was hij zeker. Zijn afkeer voor dominees had hij eens getoond toen hij de evangelist Deen zijn vet had gegeven. Niet om een woordje verlegen, net als Lou zelf. Maar tegen de altijd parate bijbelkennis en Lou's gevatheid had zelfs Deen niet opgekund. Jan van Reintje had soms ook zijn bedenkingen bij de preken van Deen, maar hij was te fijngevoelig om daar over te vallen. Stond niet in het Oude Testament geschreven dat de mens naar Gods beeld is geschapen en dat ieder mens een goddelijke vonk in zich heeft? "Er staat in de Bijbel dat alle gelovigen het voorrecht hebben geheiligd te worden," was zijn opvatting, "je moet dus respect voor ieders mening hebben." De woordenwisselingen werden door Oeverse baliekluivers geamuseerd gevolgd. Ze stonden om de sprekers heen als de Romeinse soldaten om het Kruis en dreven de spot met ze. "Doe eens een wonder", schreeuwden ze als ze van Lou een spotmens probeerden te maken. Maar Lou piekerde er niet over bij zoveel ongeloof. Jezus strooide ook niet zo maar mirakelen rond, zei hij, maar hij bracht de totale genezing van de mens. Ook Jan van Reintje was niet voor één gat te vangen. Gelijk Paulus werd hij met zijn weinig impo sante figuur maar als een min mannetje gezien. Ook hij strooide kwistig met Bijbelse citaten, maar een openbare prediking houden zoals Lou, dat kon hij niet. Toen hij eens voor het Leger des Heils op straat de toespraak moest houden kwam hij niet verder dan het gestamelde: "Ik ben zo blij dat ik blij ben..., omdat ik zo blij ben..." sindsdien een gevleugelde uitdrukking bij het Leger in Den Helder. Met milde spot werd Jan er af en toe door zijn collega's aan herinnerd. Veel genadelozer waren de vissers over Lou; ze noemden hem asociaal. Hij was slordig op zichzelf, slordig in de kleren, slordig op zijn aak en slordig op zijn erf. Zijn eerste woning was een keet aan de Gesterweg. Keetvolk, daar hadden ze het niet op begrepen. Later toen Lou een woning kreeg in de Dijkstraat werd het niet veel beter, daar woonde ook alleen maar vreemd volk. Over zijn netten die hij op de dijk droogde en zijn fuiken deden ze niet dik. Zijn fuiken waren ouderwets klein, hij was zeker alleen gewend in ondiep water te vissen. Wel zagen ze dat hij een handige bliksem was, die kleine fuiken had hij vergroot met "lijfjes". Zijn Lemster aak Jan van Reintje bij de Coupure Historische Vereniging Wieringen - "Op de Hoogte" - 18e jaargang nr. 3 - 2006

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Op de Hòògte - Wieringen | 2006 | | pagina 23