- 86 -
Het huis was vlak bij en de ontvangst was van een spontane hartelijkheid. Tijsen had één van
zijn kinderen op wacht staan om tijdig voor de bus te waarschuwen. Hij vertelde hoe fijn hij het
gevonden had dat er ook onder de Zuiderzeewerkers voor 't geestelijke gezorgd zou worden.
Terwijl de bakschipper daarvan sprak, glom er zoo'n innerlijke blijheid over zijn gezicht, dat de
dominee het als een weldadige verkwikking onderging. En tegelijk bekroop hem het beschamende
gevoel, dat deze zeeman veel meer dan hijzelf in vuur stond voor de groote zaak."
Na deze kennismaking zal de
jonge onervaren predikant nog
vele bezoeken brengen aan Jan
en Anna in de Zeestraat. Hij kan
er even op adem komen en bij
tanken. Hij heeft het maar moei
lijk op zijn nieuwe post, waaraan
hij heel idealistisch is begonnen.
Maar al gauw kwam hij tot de
ontdekking dat er niemand op
hem zat te wachten. De polder
jongens dronken liever een bor
rel of kozen voor de politiek waar
ze meer heil van verwachten dan
van zijn boodschap. De gelovi- Anna pysen-Sportel, Jan Tijsen en ds Lofvers
gen onder deze Zuiderzeewer-
kers kwamen uit de omgeving van Sliedrecht en daar waren ze zo orthodox dat Lofvers voortdurend
getest werd of hij wel streng genoeg in de leer was.
Ds. Lofvers:
"Er waren onder hen die hij als christenen respecteerde. Maar er ging zo weinig warmte en be
zieling van hen uit. Ze waren wel met heel veel dogmatiek opgevoed. Het was waar, ze hebben
veel goede eigenschappen. Ze leven sober en ingetogen, zijn streng voor zichzelf."
Afaar wat de dominee niet kon uitstaan was hun meedogenloos oordeel over de mensen buiten hun
eigen kringetje. Ze sluiten zich volledig in hun eigen wereldje op en de rest laat ze koud.
"Ik geloof dat het leerstuk der uitverkiezing, waarin ze altijd met hun gedachten graven, hun
ziel machtig veel kwaad doet."
Ook over zijn zendingswerk waren ze genadeloos. Ze bespotten zijn haast onmogelijke evangelisatie
arbeid onder de onverschilligen van geest. Bij Jan en Anna Tijsen voelde de dominee zich onder
geestverwanten. Als hij het na de moeilijkheden van de dagelijkse arbeid niet meer ziet zitten trekt hij
zich op aan het onvoorwaardelijke godsvertrouwen van Jan van Reintje. Hij is onder de indruk van
Jan die zo maar op straathoeken gaat staan getuigen en zingen.
"Hij was trots op het Leger des Heils", aldus de dominee. "Hij vertelde me eens dat hij de vorige
avond een samenkomst van het Leger in Den Helder had bezocht. Eén van de stafofficieren was
er geweest en had gesproken, t Was een treffend woord geweest en acht bekeerlingen waren naar
voren gekomen en hadden gebiecht. Was dat geen schoone vangst van de hemel?"
God is overal, maar zelf voelt de jonge dominee zich niet in staat om het Jan na te doen: preken op
straat. Hij voelt zich geestelijk de mindere van Jan en zegt daarover:
"Een enkele maal gebeurt het dat je een christen tegenkomt waar zoveel warmte en zachtmoe
digheid van uitgaat, dat je het gevoel krijgt: "Jezus zelf komt me in die persoon tegemoet."
Dat komt ons misschien wat overdreven voor maar onze bakschipper moet echt een bijzonder mens
zijn geweest. In de omgang met medemensen was hij altijd fijngevoelig.
Historische Vereniging Wieringen - "Op de Hóógte" - 17C jaargang nr. 4 - 2005