- 41 -
Kwaliteit van het water
De kwaliteit van het water in de polder liet ook zeer te wensen over. Het was brak water! Voor brak of
verzilt water zijn een aantal oorzaken aan te wijzen. Enerzijds door verzilting, waarbij zout (zee)water
in het oppervlaktewater terechtkomt en anderzijds kan het grondwater verzilt of brak zijn. Dit is
dikwijls het gevolg van de zoute kwel die boven komt. De belangrijkste bronnen van zoute kwel zijn
de ondergrondse waterlagen die in verbinding staan met de omringende zee. Eveneens is het niet
onwaarschijnlijk dat er onder het eiland van die zoutwaterlagen aanwezig zijn. Op zich kan verzilt
of brakwater best schoon zijn, maar het is wel zout. Veel landbouwgewassen kunnen echter wel een
beetje zout water hebben.
Slechte gewassen
In de Polder Waard-Nieuwland was dat echter niet het
geval. Nadat een groot deel van de polder was gespit
werd er in de zomer van 1847 ongeveer 250 hectare met
koolzaad, tarwe en wintergerst bezaaid. Het werd echter
geen succes. Onvoldoende bemaling en de concentraties
zout en ijzeroxide in het te hoge grondwater deden de
oogsten rotten.
"Al het gezaaide stond plekkig... en
kele goed, maar andere matig, doch het
grootste gedeelte zeer slecht. Het koolzaad
beviel niet, de wintergerst zuinig, van de
zomergranen stond tussen zaai- en oogst
tijd veel dood op het land".
Het vee en de dieren in de polder
Was het voor de pioniers in de polder niet gemakkelijk
om het hoofd boven water te houden, ook de dieren had
den het zeer zwaar. De grond bevatte namelijk veel scha
delijke stoffen voor het vee en tastte hun gezondheid in p)e hoofdmolen
veel gevallen aan. Het brakke slootwater dat de koeien,
schapen en ander vee dronken, veroorzaakte buikloop en daardoor werden de dieren heel mager. In
een aantal gevallen krijgen ze een gezwel in de keel. In het bijzonder het water in het veengebied van
de polder was heel slecht. Als er niet werd gemalen lag er een vies vlies op het water.
Verbetering van de afwatering
In 1849 kwam de van oorsprong Groninger Hendrik-Jannes Bosker als pachter naar de polder Waard-
Nieuwland. Hij had in ruim een jaar tijd veel ervaring opgedaan met het in cultuur brengen van de
polder Waard en Groet nabij Winkel. Hij pakte de slechte afwatering voortvarend aan door de sloten
dieper en de greppels breder te graven. Toch kon ook hij niet voorkomen dat de polder regelmatig
onder water liep.
Tweede molen
Het was duidelijk dat de bemaling van de polder moest worden verbeterd. De watermolen werd in
1853 vervangen door een grondzeiler van een groter formaat. Blijkbaar was dat nog niet voldoende
want in datzelfde jaar werd ongeveer tweehonderd meter oostelijk van de eerste watermolen, een
tweede geplaatst. Deze was weliswaar van een kleiner type maar samen met de grote molen zou de
afwatering van de polder sterk kunnen worden verbeterd. Echter in de jaren er na liep de polder,
dikwijls als gevolg van windstilte en soms menselijk falen, toch nog een paar keer gedeeltelijk onder
water. Onderzoek heeft uitgewezen dat deze molen een twintigtal jaren dienst heeft gedaan.
Historische Vereniging Wieringen - "Op de Hóógte" - 18e jaargang nr. 2 - 2006