- 69 -
lijke richting uitstrekte, bijna tot aan
de Batumweg, met de molen in het
centrum.
Dorpsgrens
De buurtschap Zandburen lag voor
een gedeelte binnen en voor een
gedeelte buiten de bebouwde kom
van het dorp Hippolytushoef. Het
plaatsnaambord stond tot 1936
op de plaats waar later de Pieter
Maatsstraat is aangelegd. Op 28 ja
nuari 1936 richtte het gemeentebestuur een verzoek aan Gedeputeerde Staten om de dorpsgrens te
verruimen tot aan de kruising Slingerweg/ Noordburenweg. Deze grens werd bij een beschikking van
Gedeputeerde Staten op 22 april 1936 vastgesteld. Op 6 april 1959 ontving het gemeentebestuur
een brief van Provinciale Waterstaat van Noord-Holland waarin wordt medegedeeld dat op verzoek
van de gemeente een voorstel naar Gedeputeerde Staten is gezonden om de grens van de bebouwde
kom aan de Gemeenelandsweg te verplaatsen naar 250 meter ten noordoosten van de aansluiting
met de Slingerweg. Dit voorstel werd door het Provincie Bestuur goedgekeurd en op 30 maart 1960
vastgesteld door Gedeputeerde Staten. Daarna is de grens nog een keer verplaatst. In augustus 1977
wordt de gemeente door de Provincie Noord-Holland medegedeeld dat de grens van de bebouwde
kom op weg Tl 4 (Gemeenelandsweg) door Gedeputeerde Staten per 12 juli 1977 is vastgesteld op
150 meter ten noordoosten van de Pieter Wilms Weelweg. Deze laatste dorpsgrens komt grotendeels
overeen met de grens van de oude buurtschap. y
De Sammelkes
Een apart verhaal binnen de geschiedenis van Zandburen is de legende van de Sam-
melkes. Volgens dit oude volksverhaal waren Sammelkes (ook wel Sammeltjes of
Sommeltjes genoemd) aardmannetjes die in een kuil op Zandburen woonden. Het wa
ren gemoedelijke wezentjes die pijp rookten, op kleine fluitjes speelden en daarbij dans-
ten. Zij hielden van blinkende voorwerpen, 's Nachts gingen ze op pad om zulke spullen j.j 1*%.
te verzamelen. Als iemand 's avonds vergeten had een koperen pot of ketel binnen te
halen of die niet goed poetste kon men die 's morgens keurig gepoetst in hun kuil of «jjjX
ergens anders terugvinden. Bij het bewerken van het land vond men af en toe kleine
pijpenkopjes die Sammelepiepkes werden genoemd. Hun fluitjes leken veel op de
restanten van pijpenstelen. Kleine kinderen werden bang gemaakt. Als zij 's avonds niet in huis
bleven konden ze wel eens een Sammelke tegenkomen! Tegelijkertijd werd de kinderen verteld dat de
kindertjes uit de "Sammelkeskuul" kwamen en door de Sammelkes bij de ouders werden bezorgd.
Behalve opWieringen komen de Sammelkes maar op één andere plaats voor: op Texel. Op Texel had
men een Sommeltjesberg waar in 1777, bij één van de eerste opgravingen in Nederland, Romeinse
overblijfselen zijn gevonden. De tekenaar Pieter van Cuyck, die in 1789 in zijn "Brieven over Texel en
de nabij gelegen eilanden" ook over Wieringen schreef, heeft deze opgraving beschreven. Er was een
rijke buit: een emmer, een bekken, bronzen beslag voor een drinkhoorn, messen, drie bijlen, sporen,
een paardenbit met ketting, een haak om een ketel aan op te hangen, een steelpan met zeef voor de
wijn. Van deze vondst is helaas niets bewaard gebleven, behalve een paar tekeningen. Van Cuyck weet
ook dat de naam Sommeltjes in het plaatselijk dialect zoveel betekent als Spook of Geest.
De in 1845 in de Anna Paulownapolder werkzame Ds. O.G. Heldring, die grote belangstelling had
voor alles wat de Oudheid aangaat, schrijft in de Geldersche Volksalmanak van 1845, dat hij op
Wieringen, niet ver van Hippolytushoef een 'Sommeltjeskuil' heeft bezocht. Hij schrijft daar zwarte,
asachtige moergrond aangetroffen te hebben, zoals die nergens anders op het eiland voorkwam.
Daarin "stak een zeer aanzienlijk aantal scherven" Hij meende zodoende dat Zandburen waarschijn
lijk een offer- of begraafplaats uit vroeger tijd was en schrijft dat daar Romeinse scherven aanwezig
zijn.
De oude hoeve "De Kuul" van Snooij
Historische Vereniging Wieringen - "Op de Hoogte" - 17e jaargang nr. 3 - 2005