HyjlERINGEN VÓÓR 50 ÜAAR Uit de "Wieringer Courant" van zaterdag 10 juni 1939 Het "gangzen", zooals dit in Wieringer dialect werd uitgesproken, was wel een bedrijf dat door de eeuwen heen langs de geheele Noorddijk van het eiland werd uitgeoefend, een bedrijf vol avontuur te midden ruw en stormachtig weer en hooge zee; ja, dan voelde men zich als een vrijbuiter, daar op die hooge dijk, waar men in de verte 't geschreeuw der ganzen kon hooren en turend langs 't grauwe zwerk eindelijk de naderbij komende koppels onder 't wolkendek kon ontdekken. Ja, die stormachtige windstooten en de wit-schuimende-golvenkammen hebben ook hun groote bekoring en geen wonder dat de gangzers, hoewel verweerd en gegroefd in 't gelaat, een gehard en ijzersterk gestel hadden, die zich door geen sneeuw- of hagelbui lieten weerhouden hun slagnet uit te zetten en zoo te trachten enkele "boutjes" te snappen. De oude kronieken vermelden, dat, reeds in de 7e eeuw vogellarijen op Wieringen bestonden en daar zal het "gangzen" dan ook wel onder begrepen zijn geweest; het is derhalve geen wonder, dat wij aan dit oude bedrijf, dat nu waarschijnlijk voor goed zal zijn verdwenen, wat meer dan gewone aandacht schenken. De rotganzen, die in de Noordelijkste landen van Europa en Oost-Azië broe den, kwamen telkenjare in de wintermaanden soms bij honderden tegelijk op de wierwaarden op de Wadden afzetten, want de wier was "hun weide", daar vonden ze voedsel. Nu is het begrijpelijk dat bij ruw weer in open zee voor de beesten weinig wier was te bemachtigen, en ze dan afkwamen op de boven het net als lokaas uitgelegde bosjes zee gras, vandaar dat de "gangzer" z'n kansen waarnam" als de opgezweepte golven met woest geweld tegen de palen uiteenspat ten. Dan was het echt "gangzersweer! Natuurlijk had hij vooraf bij eb op het droogvallende slik zijn slagnet gespan nen en aan een lijntje de bosjes wier als lokaas bevestigd; als de vloed dan opkwam werden bij dit alles drie levende rotganzen, die als "lokkers" moesten dienen, een stukje van 't net af, in zee aan één poot "vastgelegd". Deze, als het ware gedresseerde tamme ganzen, "stellen" genoemd, behoorden tot het inventaris van den "gangzer" en deden soms wel meer dan tien jaar dienst. Men begrijpt met welk een span ning de mannen die het dunne trektouw van 't slagnet in handen hadden, uit hun schuilhoek ach ter de palen in de lucht tuurden, of de koppels wilde vogels zouden komen aanzetten, en afkomen de op 't geroep der lokganzen en bij 't net zouden neerstrijken om in de heerlijke bosjes wier, die oogenschijnlijk los op de golven dreven (het net zat nu onder water) toe te happen. Dan is een koppel rotganzen in 't zicht en schijnt in de nabijheid te willen komen en de "stellen" bij de netten roepen luidkeels als 't ware hun nog vliegende vrije kameraden "een welkom" toe. Een enkele strijkt neer en zwemt zelfs naar het aas, anderen blijven aarzelend rondfladderen als vermoeden ze onraad. Doch dan verschijnt er weer 'n koppel en nu schijnen de eerste ganzen bang te zijn, dat hun de heerlijke bosjes wier zullen worden ontroofd en ze bijten toe. De zwemmende ganzen zijn nu boven het net; een ruk aan het trektouw door den gangzer, het net slaat over de vogels, die geweldig met de wieken klappende, het water doen opspuiten en vruchteloos trachten zich van het net te bevrijden. Ijlings stappen de gangzers in hun zwanenbootje, de broeklaarzen aan en in minder dan geen tijd zijn verscheidene rotganzen buitgemaakt. Zooals we dit beschrijven lijkt een en ander zoo gemakkelijk, doch er was veel ervaring en zooals gezegd een ijzersterk gestel voor noodig om weer en wind en golven te trotseeren. -60- Historische Vereniging Wieringen - "Op de Hoogte" - 17e jaargang nr. 2 - 2005

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Op de Hòògte - Wieringen | 2005 | | pagina 30