e Begraafplaats Zandburen door Jan-Simon Hoogschagen Begraven door de eeuwen heen Eeuwenlang is het gebruikelijk geweest om de overledenen in en om de kerken te begraven. De vele, door talloze voeten glad gelopen grafstenen in oude kerken herinneren hier nog aan. Eigenlijk een heel vreemd gebruik, want in veel godsdiensten wordt het heiligdom gevrijwaard van onzuiverheid, zoals de dood. In de loop der eeuwen ontstond het gebruik, eerst met heiligen, belangrijke geestelijken en de adel die onder het altaar of in crypten werden begraven. Later wil den rijke burgers deze gewoonte overnemen, maar omdat de ruimte beperkt was werd het al gauw een financiële kwestie. De geestelijkheid verdiende zo lange tijd zeer behoorlijk aan het uit geven van begraafruimte in de kerkgebouwen en alle pleidooien om een eind te maken aan deze praktijken waren aan dovemansoren gericht. In 1776 gebruikte de historicus Adriaan Kluit harde woorden tegen de regering die een "zoo schandelijke als verfoeilijke gewoonte in stand houden om de lijken der dooden in de meestge- heiligste plaatzen, in de talrijkste bijeenkomsten der menschen in den grond te laaten verrotten". Dit pleidooi leidde er toe dat enige jaren later, in 1780 bij Scheveningen de eerste particuliere buitenbegraafplaats zijn poorten opende. De naam van de begraafplaats was, zeer optimistisch "Ter navolging". Plaatsen zoals Tiel, Diemen, Hilversum en Katwijk volgden inderdaad het voorbeeld van Scheveningen, maar het zou nog jaren duren voordat er een eind kwam aan de gewoonte om in en om kerken te begraven. In de Franse tijd werd op grond van de Code Civil uit 1804 en de Code Pénal uit 1810 het begraven in kerken en kapellen binnen de bebouwde kom verboden. Deze Franse wetten werden ook in de Lage Landen van kracht toen het Koninkrijk Holland opging in het Franse keizerrijk. Toen Nederland een onafhankelijk koninkrijk werd, werd het verbod ingetrokken, maar dat was slechts van korte duur. Al snel moest de regering van koning Willem I erkennen dat niet alles dat de Franse bezetters hadden ingevoerd slecht was. Eigenlijk hadden de Fransen op veel punten nuttige verbeteringen ingevoerd, zoals de standaardisatie van maten en gewichten, Burgerlijke Stand en ook de regels rond begraven. In 1827 werd bij Koninklijk Besluit vastgesteld dat per 1 januari 1829 alle plaatsen met meer dan duizend inwoners verplicht waren om minstens één begraafplaats buiten de bebouwde kom te hebben. Er waren nog allerlei mazen in de wet, en pas in 1869 werden die met de invoering van de Wet op de Lijkbezorging gedicht. Sindsdien is er - de koninklijke familie uitgezonderd - niet meer in kerken begraven. Literatuur: Spruit, R. - De dood onder ogen een cultuurgeschiedenis van sterven, begraven, cremeren en rouw (Houten, 1986) Fortuin, J. - Afscheid nemen van onze doden rouwen en rouwgebruiken in Nederland (Kampen, 1988) In de 19e eeuw werd het door veranderde wetgeving verplicht om de doden buiten het dorp te begraven (zie kader). Voor Wieringen veranderde er niet veel door de nieuwe wet, want Hippo- lytushoef, het grootste dorp, telde in die tijd nog lang geen 1000 inwoners. De vier kerkhoven op Wieringen, die van Oosterland, Stroe, Hippolytushoef en Westerland, konden daarom, door een maas in de wet, gewoon gebruikt blijven worden en met de kleine bevolking was dat geen enkel probleem. In 1921 werd in een raadsbesluit de intentie vastgelegd een moderne begraafplaats op te richten, maar afgezien van een kwestie met de Hervormde Gemeente van Hippolytushoef over het eigendom van het kerkhof rond de kerk gebeurt er jarenlang niets. Er werd niet veel haast gemaakt en dat was ook niet nodig. - 46 - Historische Vereniging Wieringen - "Op de Hoogte" - 17e jaargang nr. 2 - 2005

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Op de Hòògte - Wieringen | 2005 | | pagina 16