IERINGEN VÓÓR 50 ÜAAR
Uit de Wieringer Courant van mei 1939
Wij ontvingen van een rasechte Stroeër, we zouden haast zeggen "'n verwijt", dat door ons slechts
met een paar woorden de oude Stroeër school is genoemd. Die school, zoo betoogde hij, was de
grondlegster voor de ernst der Stroeër mannen en vrouwen, en is waard in de historie van 't oude
dorp genoemd te worden. En, als bewijs hoe gehecht hij was aan de geschiedenis van die groote
Stroeër dorpsfamilie, zette hij met teedere zorgen een doos op tafel, waarin hij de Kerst wenschen
en oude prenten bewaarde, op die oude school geschreven en uitgereikt, en als erfstukken trouw
bewaard. Eén Kerstwensch droeg zelfs het jaartal 1816; het papier was vergeeld doch de krul- en
sierletters waren prachtig. En in de diepe ernst van 't gedicht lag reeds de geloofs-overtuiging van
deze jeugdige Menisten. Met was n.l. de gewoonte dat de scholieren tegen Kersttijd op school zulk
een wensch schreven en aan hun ouders opdroegen. Die Kerstwensch van 1816 was van Geertje
Wagemaker, (een kleindochter van den meergenoemden liefdeprediker Cornelis Wagemaker) en
luidde aldus:
KERSTBRIEF
aan mijn waarde vader en moeder.
Dewijl nu Jezus'is geboren,
Zoo is er oorzaak tot veel vreugd,
Zoo elk die zich vind verloren
In Hem gelooft en 't pad der deugd,
Betreden: da's de zaligheid
Door zijne gehoorzaamheid bereid.
UEDv. Dochter Geertje Cornelis Wagemaker
Doch onze echte Stroeër was er niet
mee tevreden, dat wij zijn familiestuk
ken inzagen; hij wilde, dat wij uit de
mond van 'n oudleerling dier Stroeër
school zouden vernemen, hoe het
onderwijs er toen toeging en verwees
ons naar den heer S. Bakker, die de eenigste nog op Wieringen, die daar in de banken had gezeten.
Zoo togen we op pad! De krasse 86-jarige oude heer glunderde van genoegen, toen hij welwillend
aan ons verzoek gehoor gaf en onder het genot van een sigaar en 'n kop koffie van wal stak.
"O jé, 'k weet 't nog best uit die tijd. Merkwaardig, ik droom 's nachts weieens en wil je wel ge-
loove, dat ik soms lui, die ik in mijn jonge jaren kende, zoo duidelijk voor me zie... of 't gistren is
geweest. Je weet dat de school was in 't oude huis bij 't Kerkhof, waar later Jan Everts z'n boerderij
in had. De school was niet zo luxueus als ze tegenwoordig zijn, hoor! Een rieten dak en de zolder
zoo laag, dat lange menschen hun hoofd tegen de dikke balken stootten.
Jan Jongkind - zijn grafsteen staat nog op 't Stroeër Kerkhof, - was de meester. Hij zat in een vier
kant hokje met een tafeltje er voor. Altoos had hij een opgerolde Enkhuizer Almanak bij zich aan
een touwtje en wee je gebeente, als je kattekwaad uitvoerde. Dan slingerde hij de almanak naar je
toe. Je begrijpt zeker wel wat er daarna gebeurde.
Ieder verrel-jaar (drie maanden) kregen we een briefje mee naar huis en moesten we geld mee
terugbrengen. Dat was 't tractement van de meester en dan had hij behalve dat een boerderijtje,
een koe en wat schapen. Je snapt, 't salaris was niet hoog. 't Boerderijtje deed zijn zoon Piet, en die
las ook wel eens voor. We kregen als we 't geld van huis meebrachten altijd een prent. Daar stonden
dan plaatjes en rijmpjes op en eens op 'n keer las Piet voor van de eerste spoortrein die van
Haarlem naar Amsterdam reed. Ik weet 't nog zoo goed! De eerste regels waren: "En je hoorde hem
- 24 -
Historische Vereniging Wieringen - "Op de Hoogte" - 17e jaargang nr. 1 - 2005