kanten deed hij daar op 17 juni zijn relaas. Ovittius trachtte ook dit gezelschap te doordringen van zijn wens om de dienst op Wieringen te continueren of, als dit onverhoopt niet mogelijk was, een wettig afscheid te krijgen in de vorm van een behoorlijke attestatie. Omdat de afvaardiging van de classis Alkmaar geen instructie van hun vergadering had meegekregen hoe te handelen in deze, kon de synode geen uitspraak doen. Daarom besloot zij drie predikanten uit haar midden aan te wijzen om de zaak af te doen. I2) Of dit trio erin geslaagd is met beide partijen tot een vergelijk te komen, moet worden betwijfeld. De uitkomst van hun missie blijft echter in nevelen gehuld. Zeker is slechts dat zij niet heeft geresulteerd in handhaving van de predikant in zijn functie. Het beeld van de tegenstellingen op Wieringen dat uit het voorafgaande geleidelijk opdoemt, krijgt een geheel andere dimensie door een tweede getuigschrift, dat Ovittius enkele weken na de forma lisering van zijn ontslag werd meegegeven. Op 14 juli verklaarden IJsbrant Jacobszoon, eertijds pas toor op Wieringen, Jan Corneliszoon als voormalig schepen en Sijevert Corneliszoon als gewezen burgemeester, dat Ovittius zijn werk als "dienaer ofte pastoer" uitstekend had gedaan. Door zijn inspanningen was "de vervallen Chatolieke Romsche religije", die op het eiland zeer in het slop was geraakt, hersteld en naar oude gewoonten ingericht. Hierdoor was hij "seer lijeffgetal [lieftallig, dat wil zeggen geliefd] onder de ghemeene burger". Zijn succes had echter enkele vijanden ertoe gebracht hun beklag te doen bij de classis Alkmaar, waardoor hij uiteindelijk gedwongen was geweest te ver trekken. Als bewijs voor het vruchtbare werk dat hun pastoor op Wieringen had verricht, werd door de attestanten ook verwezen naar eerdergenoemde verklaring van de waarschappen, schepenen en burgers van 11 juni. Zij betoogden dat daarnaast nog veel meer parochianen, zowel mannen als vrouwen, bedroefd waren over het afscheid van hun voorganger en dat zij allen zijn "getrouwen dien ste Goods ende zijn vrome leven handel ende wandel" node zouden missen. De drie ondertekenaars van het getuigschrift vroegen tot slot aan hoge geestelijke en wereldlijke overheden te doen wat in hun vermogen lag om hem alle hulp te bieden die Ovittius in de toekomst nodig mocht hebben. 13) Het document waarin dominee Ovittius wordt afgeschilderd als een evangelist van het rooms- katholicisme laat zien dat de confessionele scheidslijnen in de uithoeken van de Republiek in die tijd nog flinterdun waren. Op Wieringen had de Reformatie aan het eind van de zestiende eeuw bij lange na nog niet een worteling als helmgras. Slechts een klein aantal eilanders had op dat moment de gereformeerde leer volledig omarmd, een elite die waarschijnlijk voor een belangrijk deel bestond uit import en overheidsdienaren, die omwille van hun functie geacht werden lidmaat of voorstander te zijn van de enige door de overheid bevoorrechte, gereformeerde, kerk. Een grote meerderheid van de bevolking wenste echter vast te houden aan het oude geloof en dacht in Ovittius een ideale voorganger te hebben gevonden. Ovittius was weliswaar gezonden door een gereformeerde kerkvergadering, maar bleek in de prak tijk bereid aan wensen van de aan het katholicisme gehechte meerderheid van de bevolking tege moet te komen. Tegelijk moest hij tegenover gereformeerd gezinde gemeenteleden en naar buiten toe, met name tegenover de classis, de indruk wekken dat hij de Reformatie een warm hart toe droeg. Dit balanceren op de smalle weg tussen twee religies wist hij op Wieringen slechts een half jaar vol te houden. Zijn tweeherigheid kwam uit door toedoen van een kleine groep kritische toe hoorders, omdat zij een ander geluid van de kansel wenste te horen. Deze groep wist feilloos de weg te vinden naar de classis, die niet aarzelde geheel conform haar taak als initiator en bewaker van het reformatieproces in te grijpen. Door de dekking die gezocht en gevonden werd bij synode en hogere overheid, was het tegenstribbelen van locale overheden, de bevolking en van de gewraak te predikant zelf uiteindelijk tot mislukken gedoemd. En zo vond de hervorming toch geleidelijk ook op Wieringen ingang. - 17 - 12) Reitsma, Van Veen, Acta, I (Groningen 1892) 217. '3) Rijksarchief in Limburg, Archief Hof van Gelre, inv.nr. 311, port. 10, omslag 62, stuk nummer 4: 14-7-1596. Een uitgebreide reconstructie van de markante levensloop van Ovittius, inclusief zijn hier beschreven lotgevallen op Wie ringen, is te vinden in: P.H.A.M. Abels, Ovittius' metamorphosen. De onnavolgbare gedaantewisselingen van een (zie len) dokter in de Reformatietijd, Delft 2003. Het is een uitgave van de Fryske Akademie en te bestellen bij de boekhandel of de auteur (pibo@kabelfoon.nl) en kost 25,- (incl. verzendkosten). Historische Vereniging Wieringen - "Op de Hoogte" - 17e jaargang nr. 1 - 2005

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Op de Hòògte - Wieringen | 2005 | | pagina 19