an Lubbertus Schut
- 125 -
De Wieringer periode van een gedreven waterstaattechneut
doorjac Feenstra
INLEIDING
In het eerste nummer van "Op de Hoogte" van dit jaar werd het verhaal "Springtij" gepubliceerd.
Weliswaar een fictief verhaal, maar gebaseerd op historische feiten en personen. Bij een aantal
lezers heeft dit verhaal (vaak emotionele) herinneringen en herkenning opgeroepen. Herinneringen
die teruggaan naar een vaak (kinderlijk) onbezorgde jeugd. Bij de redactie van "Op de Hoogte"
kwamen ook enkele correcties op het verhaal binnen. In de "Epiloog" wordt gesteld dat de appara
tuur in 1939 uit het peilschaalhuisje zou zijn verwijderd. Volgens een opmerkzame lezer zou het
gebouwtje tot eind 1948 in dienst zijn geweest. Dit soort waardevolle correcties completeert echter
alleen maar de geschiedenis van een opmerkelijk en landschapbepalend monument. Een historisch
gebouwtje dat het verdient om in stand te worden gehouden. Een gebouwtje dat deel uit zou kun
nen maken van een historische route overWieringen.
Bij het publiceren van "Springtij" was het monumentje erg in verval. De Wieringer Courant heeft
onlangs ruim aandacht aan de verpaupering van het huisje geschonken. Dit heeft (mede) tot gevolg
gehad dat het betrokken gebouwtje enige tijd later door de eigenaar/beheerder werd gerenoveerd.
Hoewel het dak en de deur zijn vernieuwd, komt het de schrijver voor dat ook het metsel/voegwerk
(nog) de nodige aandacht zou moeten krijgen.
Bij het lezen van het verhaal "Springtij" kan de lezer zich niet geheel aan de indruk onttrekken dat
de auteur aan "de opzichter", de heer Schut, een aardige maar enigszins dominante en autoritaire
rol heeft toebedeeld. Dat de opzichter aardig zou zijn geweest is gebleken uit bronnen die hem wer
kelijk hebben gekend. Bovendien zou hij "gek met kinderen" zijn geweest. Blijft over het enigszins
dominante karakter van de heer Schut. Die kwalificatie is destijds echter geheel uit het brein van de
auteur ontsproten. Toch is dat ook niet geheel onjuist. In de tijd dat het verhaal speelt (1927)
kwam het voor dat lieden die een vooraanstaande positie hadden, zeker in een dorpsgemeenschap,
dikwijls het stempel "autoritair of dominant" opgedrukt kregen.
Dat de heer Schut in werkelijkheid dat stigma had zal uit het volgende blijken.
Nadat de auteur het verhaal had geschreven raakte hij steeds meer geïnteresseerd in de persoon
Schut. Was mijnheer Schut werkelijk degene die in de fictie werd geportretteerd? Na veel zoekwerk
kwam hij in contact met een neef van de betrokken persoon. Uit die contacten is gebleken dat de
neef, ook een Schut, zijn oom heel goed heeft gekend.
Na het lezen van het verhaal "Springtij" schreef hij het volgende: Mijn hartelijke dank voor uw arti
kel. Ik heb het met veel genoegen gelezen. Al is het verhaal een fictie, ik ben van mening dat u mijn oom
Jan uitstekend getypeerd hebt." Einde citaat.
Hierdoor gesterkt kreeg uw schrijver steeds meer een drang om de mens achter "de opzichter" wat
meer te belichten. Het volgende verhaal kunt u als een vervolg op "Springtij" beschouwen. Een
biografisch verhaal, weliswaar verzonnen, doch gebaseerd op feiten.
"DE OPZICHTER"
Op de zondag na de leerzame middag in het peilschaalhuisje aan de Quarantaine zette ik 's avonds
koers naar het grote huis aan de Beltstraat. Het was 's middags gaan sneeuwen en de harde noord
westenwind joeg de sneeuw op tot grote bulten. Wie niet noodzakelijk op straat behoefde te zijn
bleef binnen. Het was aardedonker en de straten waren nu al moeilijk begaanbaar.
Ik had mijn kostvrouw verteld dat ik door "de opzichter" uit de Beltstraat was uitgenodigd voor de
koffie. De torenklok sloeg net halfacht toen ik de Hoofdstraat in liep. Hier en daar brandde een
straatlantaarn. Op het Hoekje kwam de veldwachter net uit zijn huisje naast het Raadhuis.
Historische Vereniging Wieringen - "Op de Hóógte" - 16e jaargang nr. 4 - 2004