NIPPE EN SKERE
- 124-
door D. Numeijer
Wieringen was nog een echt eiland, Philips had het electrische scheerapparaat nog niet uitgevonden en
bij de barbier was het op woensdag en zaterdag scheerdag. Dat hield in: veel klanten in de zaak, dan
gingen de scheerklanten vóór de knipklanten. Dit waren de drukste en ook gezelligste dagen bij de bar
bier. Men bleef als men geschoren was, vaak nog wat napraten over de dagelijkse dingen. Uit deze tijd
wil ik u het volgende waar gebeurde verhaal vertellen van Jan Numeijer, kapper in de Hoofdstraat. Toen
nog in een houten keetje tegenover het huis waar nu Menno Smit woont.
Op een donderdag komt iemand de scheerwinkel binnen en zegt:
"Jan, wul je venèvend effe langs komme om vader te skere, want die is gusterèvend sturven".
"Nóh, joh, zó iniens?"
"Ja, hij zat an tafel. Hij werd niet erg lekke en effies later was 't beurt. Ik ben nag naar durrep reden om
dokter te halen en doe die kwam zeitie dat 't allegaar al te laat was."
"Ik hew 'm guster al mist, want hij is niet te skeren weest. Ik docht nag, hij het 't miskien te drok op 't
langd. Maar ik kom venèvend langs, den ken ie skoren worre."
Zo gezegd, zo gedaan, 's Avonds stapt Jan op de fiets en peddelt naar Stroe. Daar aangekomen zet hij
zijn fiets tegen de schuurdeur en stapt de woonkeuken binnen. Hier zit de hele familie bij elkaar en
ieder wordt door Jan gecondoleerd. Dan zegt hij tegen de oudste zoon:
"Weer leit vader, want den kenne we beginne."
"Nou Jan, kom maar mee, want hij leit in de
kamer in de kooi."
In de kamer ligt in de bedstee de klant opgebaard.
"Hè je nag wat nódig, Jan?"
"Nou ja, as jij voer een bakkie warm water zurg,
den red ik 't wel met vader."
Even later kan Jan aan de gang en hij begint zijn
klant in te zepen. Nadat dit was gebeurd zette hij
het mes aan over de riem en begon met het sche
ren. Dat ging prima totdat Jan de patiënt zijn
andere kant moest scheren, want daar kon hij niet
zo goed bij. Een bedstee is natuurlijk niet de idea
le plaats om een klant van zijn baard af te helpen.
De barbier kroop over de rand van de bedstee en
zou zo verder de zaak afwerken. Dit was echter te
veel van het goede. De planken waar de strozak
op lag, raakten los en Jan dondert met klant en al
naar beneden. Gelukkig heeft hij zich niet bezeerd
en zijn medeslachtoffer is niet door het mes geraakt. Jan krabbelt uit zijn benarde positie en loopt naar
de keukendeur. Hij krijgt de oudste zoon in het vizier en wenkt hem even te komen.
"Bè je al klaar Jan?"
"Ninned. 'k Ben met vader deur de lanings van de kooi dongerd en nou leit 't hele zootje in mekaar!"
"Verdikkeme... das ok wat. Hoe pakke we dat nou weeran?"
"Nou, as jij effen hellepe wul, den tille we 'm uut de kooi en lége 'm hier op de grongd. As jij den zurg
dat je de boel weer een beetje gnap in mekaar krieg, den skeer ik vader hier wel effe".
Zo gebeurde het. Jan zat op zijn knietjes de klant te scheren, terwijl de zoon van de overledene de plan
ken weer zo goed als mogelijk was op hun plaats teruglegde.
"Da's nag weer goed ófkomme Jan, je had je zelf nag wel bezere kent met dat vóllen."
"Ja jongen, we magge niet moppere dat 't zó gaan is. 't Is beurt, niet meer over deurzaneke. Die ouwe
leit'r in elk geval nou gnappies bij."
"Nou Jan, de kooi is weer heel dus..."
"Dat is makkeluk joh. Jij pakke 'm bij z'n skouwers, ik griep z'n biene en den lége we 'm weer trug. Dek
erover en den doene we net of 'r helegaar niks beurt is."
Als alles gedaan is gaan de zoon en de barbier nog even naar de keuken voor een bakkie drinken. Jan
vangt zijn kwartje en fietst weer naar huis.
In de kapsalon: links Cees Numeijer, rechts Jan
Numeijer
Historische Vereniging Wieringen - "Op de Hoogte" - 16e jaargang nr. 4 - 2004