- 129 -
beduidt mij te wachten. Even later gaat de grote voordeur open en Schut staat in zijn volle lengte
in de deuropening. "Ik neem aan dat jij een wandeling gaat maken", roept hij mij toe. "Dat ben ik
inderdaad van plan", beaam ik. "Als je mijn gezelschap op prijs stelt wil ik wel met je mee een fris
se neus halen". Lachend kijkt hij mij aan. "Ik heb daar in het geheel geen bezwaar tegen" antwoord
ik. "Even een jas aantrekken" zegt Schut.
Even later zetten we de pas er in. In de Belt komen we "Hongdebet" met haar hondenkar tegen.
Het ijverige vrouwtje zit in elkaar gedoken op de kar. Zo te zien heeft ze het erg koud. De honden
hebben moeite om de kar op de besneeuwde straat voort te trekken. "Dat mensje heeft het ook al
niet gemakkelijk", zegt Schut. "Het is voor en hoop mensen moeilijk om aan de kost te komen".
Terwijl wij zo door het besneeuwde landschap van Wieringen lopen, zegt Schut: "Ik zou je nog een
vervolg geven op mijn levensbeschrijving. Als je het leuk vindt kan ik je al wandelend er nog wel
iets over vertellen". "Heel graag", zeg ik. "Ik vind het altijd interessant om een ander zijn verhaal te
horen vertellen."
"Waar was ik de vorige keer ge
bleven", vraagt Schut zich af. "U
verhuisde in korte tijd een aan
tal malen", weet ik mij te he
rinneren. "Je hebt gelijk", zegt
Schut. "Toen wij op de Belt 59
woonden was ik in de veronder
stelling dat wij daar voorlopig
wel zouden blijven wonen. Maar
dat veranderde in zeer korte
tijd. In het huis waar wij nu wo
nen, woonde voorheen de fami
lie Coumou. Coumou was net
als ik technisch ambtenaar maar
dan bij Rijkswaterstaat. Hij had
dezelfde baan die ik nu heb.
Dat betekent het toezicht hou
den op alle Rijkswerken op Wieringen. In 1921 wordt alles wat op Wieringen in beheer is bij Rijks
waterstaat overgedragen aan de Dienst der Zuiderzeewerken."
De ambtswoning aan de Beltstraat rond 1920. Voor het huis
onder meer de heer Coumou (met hoed).
Bij de Hollebalg aangekomen steken we de betonnen rijksweg over. Even daarna slaan we de
Hollebalgweg in die naar het Westerklief leidt. Het is toch nog kouder dan we aanvankelijk dach
ten. We hebben echter beide een duffelse jas aan en een bontmuts op ons hoofd. Terwijl we zo
voort wandelen, vervolgt Schut zijn verhaal.
"Nou ik zal je vertellen, dat ik op een gegeven moment hoorde dat Coumou had gesolliciteerd. Hij
wilde kennelijk wel eens wat anders. Hij had ook al een mooie tijd op Wieringen gewoond. Ik ben
op een avond bij hem geweest om eens poolshoogte te nemen. Van hem hoorde ik de werkelijke
reden van sollicitatie.Het stond hem tegen dat alle werken van Rijkswaterstaat overgingen naar de
Zuiderzeewerken. Hij vertelde dat hij had gesolliciteerd naar een baan bij Rijkswaterstaat in Mid
delburg. Op een gegeven moment opperde hij dat als hij de benoeming kreeg, ik misschien het
werk wel van hem over kon nemen. Ik moet je eerlijk zeggen dat ik van die woorden een beetje
schrok. "Ja maar collega Coumou," zei ik, "ik ben nog maar net op Wieringen. Ik heb weliswaar wat
ervaring met het maken en onderhouden van waterkeringen en ook het aanleggen van wegen is mij
niet geheel vreemd, maar dit is toch wel wat anders." "Ja, zegt ie, dat is wel zo, maar het zou een
mooie kans voor je zijn om je wat verder te ontplooien". "Ik zal je vertellen jonge vriend dat ik
enigszins beduusd naar huis ging. Thuis vertelde ik aan mijn vrouw wat Coumou had voorgesteld,
's Nachts kon ik er eerst niet van slapen maar later zag ik in dat het een grote uitdaging voor mij
zou zijn. De volgende dag toen ik naar mijn werk ging legde ik het aan mijn superieur voor. Die
nam het positief op en adviseerde mij meteen een brief naar de Hoofddirectie in Den Haag te
Historische Vereniging Wieringen - "Op de Hoogte" - 16e jaargang nr. 4 - 2004