De goede Duitser
- 102 -
zo'n allesoverheersende in
druk heeft achtergelaten. Bin
nen de kortste keren kende
iedereen hem als het Scheer
mes. Dat was minder aan zijn
scherp gesneden gezicht te
danken als wel aan zijn harde
optreden.
Het Scheermes vond zijn bij
naam wel passend: "Ik was
inderdaad scherp, maar recht
vaardig".
Hij werd de moordenaar van
Maarten Snoodijk. Het Scheer
mes leerde Obreen kennen in
de winter van 1943/44 in de
woning van Koos Visser. Het
duurde niet lang of het
Scheermes werd een regelma
tige bezoeker in huize Obreen.
Eerder die winter had het
Scheermes Letty op straat ge
zien toen ze met haar zoontje
wandelde. Van zijn onderge
schikten hoorde hij dat het
kind van zijn vroegere chef
Klatte was. Hij vatte genegen
heid voor haar op. Hij begreep
best dat ze door de bevolking
was uitgekotst. Hij stak z'n
hand toe. En Letty? Die gaf
zich met huid en haar aan
hem over. En zo begint de
noodlottige affaire die leidt tot
de dood van Snoodijk.
In Cinema de Haan zien ze
Maarten Snoodijk. Ze vertelt
het Scheermes dat Maarten
haar slecht gezind is: "Na de
oorlog zal ik je krijgen", had
Maarten haar gezegd.
Het Scheermes had al een
kijkje op Maarten, die wel
eens reparaties verrichtte aan
de brug van Van Ewijcksluis,
de Duitse commandopost van
het Scheermes. De brug was
van groot belang voor het le-
gerverkeer. Maarten ontbrak
vaak op zijn reparatieklus.
"Het Scheermes was het proto-type van de "ROTMOF" kopte
de Wieringer Courant in 1948 bij het proces van Jürgen Hin
richsen, de schrik van Wieringen en Wieringermeer.
Ook bij de Duitsers waren er aanzienlijke tegenstellingen. Veel sol
daten zagen de zin van de oorlog niet en verlangden naar het
eind. Intern was er veel verborgen kritiek op het onbarmhartige
gedrag van het Scheermes.
Gré Wachendorff van Rijn-ten Bokkel vertelt in "Wieringen tij
dens de oorlog 1940-1945" over een Duitse soldaat van de post
van Ewijcksluis die nog wel eens dingen deed die hij niet mocht
doen. Deze soldaat kwam wel bij Jan Slijkerman aan de Holle
balg, wiens vertrouwen hij kennelijk had.
Eens vertelde deze soldaat dat er een inval in huize Ten Bokkel,
Hollebalg zou komen. Was aan de Duitsers verraden dat er een
joods onderduikertje zat? Diezelfde avond nog is het jongetje Rob
Montesinus door de illegaliteit opgehaald en via Medemblik naar
de Bieschbos gebracht. In deze voor de Duitsers ontoegankelijke
doolhof overleefde Rob Montesinus. Na de oorlog bleken hij en
een zusje de enige overlevenden van hun familie.
Deze goede Duitser was de uit Hannover afkomstige soldaat J.
Beekman. Hij was onder leiding van het Scheermes van juli
1944 tot 20 april 1945 ingedeeld bij de Zoll-Grenzschutz, waar
zijn commandant hem al snel wantrouwde.
Hij verklaart zich na de capitulatie bereid tegen Hinrichsen te
getuigen. Hij zegt o.a. dat het Scheermes in maart 1945 door
verraad op de hoogte kwam van twee mannen in de Wierin
germeer, die bij het gewapend verzet zouden behoren. Er werd een
hinderlaag gelegd en daar werden Kops en Slagter uit Alkmaar
zonder meer neer geschoten. Bij het fouilleren van de lijken bleken
ze ongewapend te zijn, waarschijnlijk waren het gewone zoekers
naar voedsel, waarmee het platteland werd overstroomd.
De ondergeschikten van het Scheermes waren volgens Beekman
hevig verontwaardigd over deze daad die ze afkeurden. Twee van
hen zijn zelfs uit protest onmiddellijk vertrokken zonder verder
naar de commando's van Hinrichsen te luisteren. Hij weerspreekt
het rapport van Hinrichsen als die schrijft dat de twee in de
vlucht waren neergeschoten. Mede door deze getuigenis wordt
tegen Hinrichsen de doodstraf geëist.
Men kon Beekman na de capitulatie via Jan Slijkerman in
Haarlem traceren. Beekman was gedeserteerd en zat daar op een
schuiladres. Hoe er zo'n vertrouwensband tussen Slijkerman en
deze goede Duitser kon ontstaan is niet meer na te gaan. De kin
deren Slijkerman kennen de geschiedenis niet.
Historische Vereniging Wieringen - "Op de Hoogte" - 16° jaargang nr. 3 - 2004